Gedicht op zondag

Al mijn hinderlijke mankementen

Ik lijd aan het syndroom van Stendhal

(maar enkel wanneer ik in Italië ben).

Ik lijd aan megalomanie

(maar enkel wanneer ik te midden

van kleine mensen ben).

Ik lijd aan landerigheid

(maar enkel wanneer ik aan wal ben).

Ik lijd aan melancholie,

(– merencolie schreef Christine D’haen –

maar enkel wanneer de avond valt).

Ik lijd aan zeeangst

(zoals Lodewijk Henri Wiener

maar enkel wanneer ik op een boot ben).

Ik lijd aan erge liefdesdrang

(maar enkel wanneer ik eenzaam en verlaten ben).

Ik lijd aan een erge vorm van escapisme

(maar enkel wanneer ik weg wil naar daar waar

ik nog niet geweest ben).

Ik lijd aan een erge vorm van lethargie

(maar enkel wanneer ik moe ben

van al mijn hinderlijke mankementen).

Hendrik CARETTE

Boekbespreking

Mooie pleidooien en aanklachten van Luc Devoldere

Luc Devoldere (°Kortrijk, 1956) lijkt een beetje op een bleke asceet of een magere estheet. Althans hij werd opgevoed of opgeleid door de jezuiëten in het befaamde Sint-Barbaracollege in Gent waar ook mensen als de politicus Joris van Severen en de dichter Charles van Lerberghe op de schoolbanken zaten. In zijn nieuwste boek vindt de lezer trouwens niet toevallig een stuk over de merkwaardige correspondentie van een Franstalige geleerde kanunnik met Joris van Severen onder de titel ‘De weerlichten van het genie’. En overigens nog vele andere korte of langere stukken die zeker de moeite waard waren om hier gebundeld te worden in dit mooi uitgegeven dik boek.

Devoldere, de voormalige hoofdredacteur van het tijdschrift Ons Erfdeel (recentelijk om onduidelijke redenen van naam veranderd in De Lage Landen) opent zijn nieuw boek met een verrassend pleidooi voor meer mentale hygiëne en dit zowel in ons spreken als in ons schrijven. Het mooie aan dit dikke boek is dat het in feite over van alles en nog wat gaat. De te lange en wat moeilijke titel Was alles al gezegd, nog niet door hen lijkt mij dit keer echter niet zo goed gekozen. De vorige titels van zijn eerder verschenen boeken ware al veel beter zoals bij voorbeeld Tegen de kruideniers (2014) en Lucifers bij de brand (2009). De ondertivan zijn nieuwste pas verschenen boek ‘Pleidooien & Aanklachten’ klinkt al veel beter. Hoewel ik heel veel mooie pleidooien vond en maar weinig harde aanklachten. Luc Devoldere is dan ook een essayist of een literaire journalist die vanuit de bewondering en dverwondering werkt.

Pleidooi voor Paul Claes

Zijn portret van de door hem terecht zeer bewonderde Paul Claes ‘Alexandrijn in Kessel-Lo’ (van bladzij 49 tot en met bladzij 56) is een mooi pleidooi om alles van dit literaire Vlaamse genie te lezen. En dat zijn trouwens meer dan honderd boeken over de meest diverse onderwerpen gaande van de Romein Catullus tot het Franse genie Arthur Rimbaud en van onze dichters Christine D’haen tot de verzen van de fascist Ezra Pound. Of van A tot Z. Zo komt Devoldere bij de letter K op het woord Kameleon en ik citeer hier even de zeer juiste en geestige bedenking of notitie: Volgens Claes bestond zijn remedie tegen het writer’s block erin literaire kameleon te worden. Hij was achtereenvolgens sater, panter, phoenix en kameleon. In wezen is hij altijd schorpioen geweest. Hij kent geen writersblock, geen angst voor de witte pagina. Nulla dies sine linea. Geen dag zonder zin (zie ook Z). Dat laatste Latijnse devies was trouwens ook het devies van de noest schrijvende Stijn Streuvels. Maar dit vermeldt Devoldere dit keer niet, hoewel hij in zijn boek ook een krachtig pleidooi houdt voor de Stijn Streuvels van Het leven en de dood in den ast in het stuk ‘Tot alles zingt van onvermogen’ dat volgens onze bewonderaar begint met een paukenslag. Ook de dichters Jacques Bloem en Richard Minne krijgen hier korte maar mooie pleidooien. En Devoldere is ook duidelijk een bewonderaar van de onlangs overleden dichter Menno Wigman en de nu zwijgende dichter Leonard Nolens. Wie trouwens echt wil genieten van zijn pen moet zijn essays lezen over de Franse kunstschilder Jean Boulogne (geboren in Atrecht of Arras ) en over de figuratieve en decoratieve schilderijen van de vreemde Fries Sir Lawrence Alma Tadema met telkens uiteraard de daarbij horende illustrerende foto’s.

Als classicus kon hij het niet laten ook over de schelmenroman van Petronius te schrijven en zijn hommage aan de tragische Italiaanse communist Antonio Gramsci (1891-1937) onder de titel ‘Antonio Gramsci haat de onverschilligen’ met zijn vertaling van een fragment rechtstreeks uit het Italiaans is een document van een historische meerwaarde. Het is trouwens niet de eerste keer dat hij zich buigt over deze Gramsci en over Italië. In 2012 gaf de kleine maar fijne uitgeverij P te Leuven de dichtbundel De as van Gramsci uit van de wereldberoemde cineast en dichter Pier Paolo Pasolini en dit in de vertaling van Luc Devoldere.

Aangename verrassingen

En dan zijn er ook nog een viertal totaal onverwachte verrassingen die dit kleurrijke lees- en kijkboek zo aangenaam en leerzaam maken. Er is de hommage aan de fotograaf Stephan Vanfleteren onder de toepasselijke titel ‘Gehavende waardigheid’. Er is het artikel over de plastische kunstenaar Johan van Geluwe ‘De ondraaglijke lichtheid van belgitude’ met op bladzij 96 de zeer merkwaardige foto van een installatie aan de Schelde in Oudenaarde met de borden Achtung Sie verlassen das Heilige Römische Reicch Deutscher Nation en Attention! Vous quittez le Royaume de France! En wie de geschiedenis van onze gewesten kent zal de grap van deze geslaagde installatie wel begrijpen. En ten slotte is er ‘Het woord dat recht

heeft om te bestaan’ over de mij totaal onbekende Boris Pahor (Trieste, 1913) dat een zeer schokkend en ontroerend document humain werd. Dit hele prachtboek (ik overdrijf niet!) kent slechts één schoonheidsfoutje en dat is het veel te korte en misleidende stuk over de Franse denker en schrijver Paul Valéry. Met de zeer pretentieuze titel ‘Een mislukt schrijver’.

Waar haalt hij het en hoe durft hij deze Valéry als een mislukt schrijver te beschouwen. Je moet wel zeer elitair zijn en bijna wereldvreemd om zulk een stuk te willen schrijven. Want heel dubbelzinnig schrijft Devoldere plots toch nog : Laat ons pleiten voor het lezen van Valéry, vooral dan zijn proza… Je moet bij de jezuïeten hebben gestudeerd om deze gedachtesprong te maken. Wat is het nu? Was hij nu een mislukt schrijver of niet. Maar dit is maar detailkritiek. Want dit boek is echt al bij al en prachtboek. En de geheime of verborgen bewonderaars (neen, niet de historicus-journalist Marc Reynebeau!) van de politicus en ideoloog Joris van Severen zullen ook weer genieten. Want het moet toch niet altijd over communisten en Joden gaan. Want alles is nog niet gezegd, ook niet door de erudiete en eminente essayist Luc Devoldere.

Hendrik Carette

*Was alles al gezegd, nog niet door hen, ondertitel ‘Pleidooien en aanklachten’, Luc Devoldere, Leuven: Uitgeverij P, 2021, 285 blz., 29,50 euro, ISBN 978-94-93138-40-7.

Portret

De groothertogin leeft nog, na al die glorieuze dagen en bevroren jaren

Haar debuut viel als een zonneregen boven ’t Steen.

Zij leeft nog en ligt al jaren onder een paardendeken

op haar bed als na een lange sneeuwstorm.

Zij troont op een berg van smarten of op een berg

van eenzaamheid en latente lankmoedigheid.

Alleen een prinsesje, haar bleke dochter Iris,

bestijgt die Berg om haar op zondag te bezoeken.

Maris was altijd al zwaar beladen met balladen,

mispels en camelia-bloemen als Japanse rozen.

In haar glorieperiode at zij het liefst oosterse gerechten

en soms een zilveren lepeltje met glanzende kaviaar.

Overgoten met roze champagne terwijl haar gewaden

bleven ruisen als de branding aan een maanzieke zee.

Zij was geen heks en geen zwaan en toch zie ik haar aan

als Zinaida Hippius of gewoon de dichteres Maris Bayar.

Hendrik Carette

kort essay

Wat is voor mij mooi ?

‘Mooi’ is – samen met ‘sierlijk’, ‘leuk’, ‘subliem’, ‘wonderbaarlijk’,‘magnifiek’ en vergelijkbare kwalificaties – een bijvoeglijk naamwoord dat we vaak gebruiken om iets aan te duiden wat bij ons in de smaak valt.

Umberto Eco, De geschiedenis van de schoonheid

Laat ik eerst een opsomming geven van wat ik mooi vind, want wat voor mij mooi glanst of mooi klinkt blijft voor een andere kunstliefhebber of creatieve geest wellicht minder mooi of zelfs helemaal niet mooi. In het eerste hoofdstuk ‘Het esthetisch ideaal in het oude Griekenland’ van het boek waaruit ik hierboven een citaat heb gelicht schrijft de co-auteur Girolamo de Michele (wat een mooie naam) van het boek Storia dela Bellezza (2004) : “Als Troje is ingenomen, zal Menelaos zich op zijn overspelige echtgenote storten om haar te doden, maar zijn gewapende arm zal verlamd raken bij de aanblik van Helena’s mooie, naakte borsten.”

1. Mooie naakte borsten zijn voor mij altijd mooi, maar misschien minder voor iemand die de Griekse beginselen belijdt. Hier begint al de eerste moeilijkheid. Gaat het over een (te) zware moederlijke boezem of over kleine peervormige borstjes? Kiezen we voor een Venus met Cupido als honingdief van Lucas Cranach of voor een Nimf in landschap van Jacopo Palma il Vecchio? Kiezen we voor een Rubens of kiezen we eerder voor een portret van Carel Willink?

2. Een cantate van Johann Sebastian Bach met die zacht zalvende of troostende Duitse woorden van deze organist en componist klinkt voor mij (te beluisteren met mate) altijd mooi. Ik denk dan bijvoorbeeld aan Ich habe genug (BWV 82).

3. Elk prozastukje, elke schets en elke novelle of verhaal van Nescio ontroert mij of laat mij glimlachen. En dus niet alleen zijn vier bekende novellen. Laat ik het maar zeggen: elk woord uit de pen van Nescio werd voor mij een literair Bijbelwoord.

4. Alle verhalen van de Rus Isaak Babel ontroeren mij, schokken mij en zijn en blijven voor mij eeuwig mooi (ook dankzij de wreedheid !). Denk maar aan De Rode Ruiterij of De zonde van Jezus.

5. Een paar schilderijen van de Duitse romantische kunstschilder Caspar David Friedrich vind ik soms zo mooi dat ik wel eens verlang om naar het eiland Rügen in de Oostzee te gaan om ter plekke te controleren of er nog restanten van deze genius loci zijn overgebleven.

6. De azuurblauwe Adriatische Zee is bijna altijd mooi, vooral ter hoogte van het kasteel in Duino -Trieste (Il castello di Duino) waar de literaire gigolo Rainer Maria Rilke heeft verbleven. Met het ‘Der Rilke-Pfad; im Hintergrund Schloss Duino’ . O Rilke, ik kan zijn verzen niet altijd lezen, maar ik bewonder wel zijn leven en zijn levenskunst.

7. De steden te midden van het rottende water en de watergangen: Brugge, Broekburg (Bergues), Venetië, Amsterdam, Tübingen, Syracuse) zijn stenen schrijnen van vervallen en verzonken schoonheid.

8. De Friese Waddeneilanden bezitten de etherische schoonheid van de wilde vloed en de wegebbende ebbe.

9. De in het marmer gebeitelde verzen van de Latijnse dichters en de filosofen en dichters uit het klassieke Griekenland. De laconieke beknoptheid van een uitspraak van Ovidius Naso als bij voorbeeld: Decipio diem – ik misleid de tijd. Of het begin van een distichon van Catullus: Odi et amo. – Ik haat en heb lief.

10. De polemische essays van een schrandere, sublieme, superieure geest zijn altijd mooi door de gedurfde gedachtesprongen en de bravoure die de tegenstander verbrijzelt. Slechts één voorbeeld: Willem Frederik Hermans. Zie hiervoor bij voorbeeld het boek Niet uit kwaadaardigheid / De scherpste polemieken, samengesteld en ingeleid door Max Pam (Amsterdam: De Bezige Bij, 2005).

11. Het Hooglied van Salomo uit het Oude testament in de Bijbel geprangd tussen Prediker en de profeet Jesaja is en blijft zeer mooi en zeer erotisch.

12. Het boekje L’empire des signes met foto’s en teksten van de Franse denker Roland Barthes over het mysterieuze eilandenland Nippon (Japan). Eén foto toont een buigende man en een diep buigende vrouw (beiden in Japanse klederdracht) en de filosoof Barthes schrijft als commentaar de open vraag: Qui salue qui?

En ook ik buig diep

voor zoveel schoonheid.

Hendrik Carette

Verrassing

Lut de Block in de Poëziekrant

De Poëziekrant is zowat het Staatsblad of de Parochiekrant van de lezende dichters. Deze morgen (vrijdag 2 december) viel het weer in mijn smalle brievenbus want ik ben nog altijd een abonnee. En het is een sterk nummer (november-december 2022). Vooral dan door een nieuwe reeks van twaalf prozagedichten van de onverstoorbare en onnavolgbare dichteres Lut de Block onder de overkoepelende titel Meeuwenpraat. En omdat ik nog altijdde eerste en enige havendichter ben van Zeebrugge of beter nog van Brugge aan Zee citeer ik hier even het zevende gedicht onder de titel ‘Zweefkracht’. Maar eigenlijk zou ik ze alle twaalf willen citeren. Omdat ze zo goed zijn en zo fris en frappant. En ook soms sterk moraliserend, want het moge duidelijk zijn dat de meeuwen hier via haar scherpe stem spreken over de mensen en niet omgekeerd.

“Zwaartekracht kreeg je met de paplepel mee. Zet die opzij.

Negeer materie. Zorg dat je rugzak leeg is. Aardse zaken

horen bij de aarde. Focus op lichtheid. Het is de zweefkracht

die je nu omarmen moet. Of net niet. Bij omarming klamp je

je vast zodat de zwaarte weer vrij spel krijgt. Dat moet je mijden.

Leer licht en tomeloos te zijn. Vrij als een vogel in de lucht.

Je moet het ritme van je adem volgen en je bekwamen in zweven

zwermen, wervelen. Dat is het na te streven vogelperspectief.”

Chapeau. En meteen bedenk ik dat deze dichteres sinds de dood van Christine D’haen en Aleidis Dierick zeker één van onze betere dichteressen moet zijn. En wetende dat Lut de Block ook nog filosofie heeft gestudeerd verrast zij toch nog wanneer zij hier schrijft: Aardse zaken horen bij de aarde. Laten wij aan de kust en in het achterland van Vlaanderen waar de meeuwen schreeuwen luisteren naar deze maritieme muzenstem. Ze spreekt staccato en heeft het nodige vogelperspectief.

Hendrik Carette

Retorische vraag

Zeer retorische vraag aan het dichtertje Frank de Crits

op de trappen van de Beurs in Brussel

en in het wachthuisje voor de tram naar Tervuren

God erbarme zich over de cynici. Ik ben nu cynicus.Misschien was ’t beter als ik maar heelemaal gek geworden was of overreden door de tram, wat dikwijls bijna gebeurd is. Vroeger was ik dichter. En als cynicus zeg ik: ’t was geen lolletje, voor mij niet en voor niemand. Nescio, Eerste ontroering

Houdt u ook zo van Nescio?

Hendrik Carette

SONNET

Sonnet over een arme Zwitser

Om een man te worden heb je leed, miskenning

en strijd nodig.

Robert Walser (geciteerd door Carl Seelig)

Hij stierf in Herisau op een kitscherige Kerstdag

in een driedelig pak en met een vilthoed.

In zijn jeugd schreef hij welhaast dag na dag

vanuit een innerlijke gloed.

Hij sliep meestal in een koude mansarde of alkoof.

Velen in wereldsteden als Wenen en Praag

zoals Kafka en Max Brod lazen graag

zijn vertelsels gedrenkt in een oud geloof.

De jaren vergleden traag in de trechter van de tijd

maar een halve eeuw

later na zijn betere zwerversjaren in Bern en Berlijn

viel hij dood op de sneeuw

als een hongerlijder na een eetfestijn

of een boer naast de sneeuwklokjes van zijn meid.

Hendrik CARETTE

Tijdelijk adieu

Adieu Benno

J’ai deux sortes d’amis.

Des amis tièdes et des amis hostiles.

Alfred de Vigny, Journal d’un poète

De dichter Benno Barnard werd geboren in het zondige Amsterdam in 1954 als zoon van een niet zo domme dominee of deftiger gezegd een Nederlands-hervormd predikant. Wij waren vreemde vrienden. Hij was een soort van nerveuze Nederbelg en ik een dolle Dietser. Ik las graag zijn boeken; vooral dan Dichters van het Avondland waarin hij met brio en veel verve een soort van veredelde literaire journalistiek beoefende. We spraken elkaar maandelijks (soms in het bijzijn van de altijd bevlogen Geert van Istendael) in Brussel aan de Beurs in een deftig en burgerlijk koffiehuis over de drie onvermijdelijke P’s (politiek, poëzie en het peripatetisch onderricht).

En ja, men heeft hem ginder in Stockholm weer gepasseerd voor de Nobelprijs voor de Letterkunde (met een grote L). Benno heeft vele lange jaren in Antwerpen, in Barcelona en in Brussel geresideerd (een dichter woont niet, maar resideert of verblijft). Hij verliet ons landje en vestigde zich definitief op het platteland van Sussex in het Verenigd Koninkrijk. Het gras aan de andere kant van het Kanaal is daar groener en beter. Sussex ligt aan de zuidkust van Engeland en van daaruit kan hij zo nu en dan met een veerboot van Harwich naar Hoek van Holland varen. Of van Hull naar Zeebrugge. Via het nauw van Kales (Calais) zal hij wel niet willen reizen. Alleen die arme truckers moeten helaas via Calais en die griezelige enge kanaaltunnel naar dat eiland met die gekke excentrieke eilanders reizen. Benno heeft zijn boerderij in het heuvelachtige groene Brabant aan de taalgrens verkocht en trekt met zijn Amerikaanse vrouw en zijn zoontje naar het perfide Albion. Daar kan zijn zoontje dan goed leren voetballen en kan hij als Anglicaan rustig en sereen zijn geloof belijden. Benno is een echte anglofiel (zoals ook onze priester-dichter Guido Gezelle een anglofiel was, de dode West-Vlaamse dichter -o heerlijk hilarische ironie- die Benno ooit zo fel meende te moeten aanvallen en misprijzen). Toen in 2009 zijn boek Een vage buitenlander verscheen met de ondertitel terug naar Engeland…. was het al duidelijk vanaf de eerste alinea: voor Benno is en blijft Engeland het ideale land of een geweldig land en ik citeer even deze eerste alinea van het hoofdstuk ‘Dover Beach’ : “Het moment waarop de ferry zich losmaakt van het vasteland om de eenentwintig mijl naar Engeland af te leggen, is een magisch tijdstip, een klok die slaat in mijn vroegste herinneringen, een siddering die door een kolossale hoeveelheid ijzer gaat, talloze malen herhaal, altijd identiek gebleven: een ritueel uit mijn persoonlijke bijgeloof, waarvan de belangrijkste leerstelling luidt dat Engeland een geweldig land is.”

Voor mij geldt dit zeker niet. Als waterklerk aan de haven van Zeebrugge was ik ooit één dag in de trieste havenstad Dover en later ooit eens twee dagen in Londen waar ik mij zeer eenzaam voelde. Alleen het Britse ontbijt op de schommelende ouderwetse verroeste veerboot vanuit Oostende vond ik heerlijk.

Baronet Henry Carette