PANORAMA

Panorama van de Vlaamse republiek der letteren gezien

vanuit de korf van mijn laag zwevende luchtballon

 

 

Un homme qui n’aime pas les livres est une sorte de monstre. Un homme qui substitue les livres à la vie est, lui aussi, une sorte de monstre.

Gabriel Matzneff, Le Taureau de Phalaris

 

Roland Jooris ; de tuinman van Laarne, de aristocraat van de Leie, en hij schrijft met een zeer fijn potlood.

 

*

 

Patrick Lateur; almaar hard labeur in de antieke wereld van de grote klassieken of onze goede Ouden.

 

*

Luc Devoldere; jezuïtische jongeling met jansenistische trekjes. Goede orator, kan dan ook dienst doen als hogepriester van het Woord. Weet veel, maar niet alles over Marguerite Yourcenar.

 

*

Mark Insingel; één van de weinige bewoners van het Antwerpse vaderland die de bekrompenheid van dit vaderland ook wel eens achter zich laten.

 *

Paul Claes; onze Vlaamse Umberto Eco. Geen familie van Ernest Claes. Schrijft tegenwoordig geestige gelegenheidsgedichten voor het weekblad Knack die verder geen enkel literair belang hebben. Of hoe een linguïst toch ook weer laag kan vallen.

 *

 Frans Deschoemaeker; heeft de onderhuidse lach van de landjonker behouden, maar leidt al bij al een zeer burgerlijk bestaan in het oude Oudenaarde.

 *

 Gaston Durnez; wordt elk jaar een jaartje ouder, maar ondervindt van dit feit als fijne, eerder  ongevaarlijke, humorist en groot bewonderaar van Chesterton niet echt last.

 *

 Dirk van Bastelaere; Vlaams poëticaal genie zonder die zo geniepige valse bescheidenheid of in het Frans : ce n’est pas la modestie qui l’étrangle. Heeft met zijn beruchte bloemlezing Hotel New Flandres in elk geval wel een daad van rechtvaardigheid gesteld.

 *

 Robin Hannelore; peutert nog altijd voort in Grobbendonk (ligt in de stille Kempen).

 *

 Frans Depeuter; maakt opnieuw heibel in het stille Kempenland.  

 *

 Jean-Pierre Dumoulin; staat voor een serieus dilemma : nog drinken en niet meer schrijven of niet meer drinken en wel schrijven.

 *

 Hedwig Speliers; vindt gelukkig elke keer weer een gloednieuwe dada (na Johan Daisne, Gerard Reve en Stijn Streuvels is het nu Maurice de Guérin), maar is beslist geen dadaïst.

 

Wilma (eigenlijk Wilhelmina Johanna) Stockenström; hier verdwaald als mijn geliefde Zuid-Afrikaanse dichteres (alleen al die mooie voornaam) is een beetje bijziend maar ziet soms helderder dan Antjie Krog.

 

*

Herman Brusselmans; nooit een mooie jonge god geweest, wel altijd een rauwe humorist met hilarische onderbroekenhumor (dit niet geheel terzijde, zoude ik denken).

 *

Stefan Hertmans; heeft een directe telefoonlijn met de stad Miletet en het dorp Merelbeke, heeft een directe lijn met zijn schoonvader, de bebaarde almaar lachende professor H. Bousset. 

 

Jan van der Hoeven; virtuoos van de taal, schreef scherpe pikante epitafen maar is alsnog gezwicht voor zijn eigen grafgedicht.

 *

 Leopold M. van den Brande; een dode mythe, maar leeft nog voort als een zeldzame Mechelse koekoek.   

 *

 Kristien Hemmerechts; geen gewone nudiste, poseerde toch ooit naakt voor haar zelfs niet geschokte of zelfs niet opgehitste lezers en lezeressen.

 *

 Monika van Paemel; wel een Belgische barones, helaas geen Vlaamse gravin.

 *

 Hugo Brems; de Leuvense professor bij de Leuvense stoof met zijn twee knappe dochters. Heeft Patricia de Martelaere driemaal verraden. 

 *

 Charlotte Mutsaers; charmante originele dame die soms resideert in de witte badstad Oostende. Elke keer dat ik daar op de zeedijk kreeft eet, denk ik aan haar en haar heerlijke kreeftenboek Koetsier Herfst.

 *

Aleidis Dierick; de dichtende dame die tijdens de tweede wereldoorlog zo graag een verpleegster aan het Oostfront was geweest. 

 *

Roger M.J. de Neef; een notoir jazzkenner, maar een koele  zeer cerebrale dichter.

 *

 Alain Delmotte; de grote premiejager in die zo noest wroetende provincie aan de zoom van de zee. 

 *

 Raf Seys; werd onlangs gesignaleerd in Koekelare als le roi du village.

 *

 Patricia de Martelaere; vergeten minnares, vergeten schrijfster, vergeten martelares op het altaar van de Vlaamse mediocriteit.

 *

 Benno Barnard, zoon van een dichtende dominee en een zwaar gebelgde Nederlander of een Nederbelg die boos blijft omdat hij geen Engelsman of een echte oude Belg kan worden. Heeft gedichten van de Friese dichter Tsjêbbe Hettinga in een fris en helder Nederlands vertaald.

 *

 Henri-Floris Jespers; minstens één eeuw te laat geboren, had moeten leven in de negentiende eeuw in Parijs. Ik zie hem zo al copieus dineren met Victor Hugo of  Honoré de Balzac, maar toch vooral ook met die zo giftig roddelende en geestige gebroeders Edmond en Jules de Goncourt.

 *

Geert van Istendael; aristocratisch gedreven Brusselaar, maar houdt paradoxaal genoeg van dikke Duitse worst en van de voormalige D.D.R. (niet te verwarren met de Dietse Democratische Republiek).

 *

 Leonard Nolens; zeer monomaan dichter, al bij zijn leven heilig verklaard, bewierookt, gebalsemd en puur vergeestelijkt. Tussen Henric van Veldeke en Leonard Nolens waren de eeuwen doordrongen van een mystieke Limburgse stilte.

 *

 Paul de Wispelaere, de kleine reus van Maldegem, verschuilt zich als literaire smokkelaar al vele jaren in die grensstreek waar smokkelaars thuis zijn. 

 *

Hubert van Herreweghen; wijze nestor die evolueerde van Gezelliaan naar een verlate postmodernist. Of de dichtende landsman van ’t Brabants land.

 *

 Renaat Ramon; heeft opnieuw het vierkant uitgevonden, de kubus, en het vierkant in het vierkant. En ook de edele en onedele metalen kennen geen geheimen meer voor deze zoeker die al veel gevonden heeft.  

 *

 Herman J. Claeys; let op die beginletter van zijn tweede voornaam die niemand kende, die bijna niemand kon verklaren. 

 

 *

 Luuk Gruwez; gezellige dichter die in het gezellige Hasselt rondwaart, waar iedereen tot ver buiten deze bronsgroene provincie deze lange slungelachtige dichter zo gezellig vindt.

 *

 Patrick Conrad; sliep ooit met de mooie filmdiva Charlotte Rampling, maar slaapt nu al jaren toch voornamelijk met zichzelf.

 

 *

Adriaan Peel; monnik of dichter? Botanist of boeddhist? Geen probleem, hij is al in het Nirwana.

 *

 Piet Thomas; de letterlievende priester bij wie ik niet zo graag zou willen biechten.

 *

Lucienne Stassaert; houdt van haar poezen en van haar Hadewijch. Niets menselijks is deze schrijvende poes vreemd. 

 *

Bart Vonck; een querulant met een paar vonken, maar te weinig spatten.

 *

 Ben Klein; de harde naakte waarheid is al hoorbaar in zijn naam.

 *

Koen Stassijns; zwaar geparfumeerde epigoon die de brute pech heeft dat Herman de Coninck al jaren dood is.

 *

 Willie Verhegghe; sympathieke man die eigenlijk een Flandrien of een hard rijdende wielrenner in de Hel van het Noorden had willen zijn, maar dan zonder doping.

 *

 Mark Meekers; veelvuldig literaire prijzenwinnaar, maar helaas niet echt een groot dichter, wat nogmaals bewijst hoe onbekwaam onze Vlaamse literaire jury’s zijn.

 *

 Tom Lanoye; verblijft nu en dan graag in het heerlijke subtropische Zuid-Afrika, niets ongewoons, gewoon een homofiel bij de bruinmense. (Grapje, flauw grapje)

 *

 Rob Goswin; verkocht ooit een paar druppels van zijn bloed in een doosje. Sindsdien kent hij de eeuwige liefde en kennen wij de verlossing.

 *

Claude van den Berge; diep onder het ijs vloeit zijn alles zuiverende woordrivier.

 *

Erik Spinoy; academicus die leeft van de tranen van Trakl en ook de kussen van Suzette en de  Umnachtung van Hölderlin zijn hem zeer vertrouwd.

 *

 Max Kazan; heeft Jack Kerouac overleefd, maar heeft hem helaas nooit ontmoet.

 *

Lut de Block; wandelde ooit samen met haar dochter op de Meir in Antwerpen en schreef daarover een mooi ontroerend gedicht.

 *

Charles Ducal; kent als geen ander het korset van het huwelijk en de hinderlijke dwangbuis van de rijmende poëtentaal.

 *

 Mark van Tongele; sympathieke dichter die heel snel woorddronken wordt. Heeft geneeskunde gestudeerd, maar kan ook zichzelf niet genezen.

 *

 Serge Largot; woont nu op de Nederlandse Antillen. Of een vergeten Bruggeling beland bij vergeten bosnegers.

 *

Bert Popelier; een literaire dwerg op veel te hoge plastische poten. 

 *

Ivo Michiels; een Antwerpse kosmopoliet die in het zuiden van Frankrijk woont, meer bepaald in de landsstreek die door Julius Caesar en zijn tijdgenoten als de provincie werd omschreven. 

 *

Joris Denoo; schrijft al te veel en al te snel en kreeg daardoor dan ook al heel vroeg een zeer witte (witgrijze) haardos.

 *

 Jozef Deleu; een omhooggevallen onderwijzer die een machtige cultuurpaus werd.

 *

 Gwy Mandelinck; gelooft en droomt waarlijk dat hij een groot dichter is, maar helaas  nee, o nee, ’t is helaas niet zo.   

 *

Frank de Crits; het Dichtertje woont en leeft in Ukkel als onze kleine Jan van Nijlen.

 *

Frans Denissen; deze gekastreerde engel kent goed Italiaans en schreef dan ook ‘een roman zonder fictie’ over de vrouwen van Mussolini.

 *

Pjeroo Roobjee; kleurrijk schilder van zeer geestige woorden en beestig geestige taferelen die getuigen van een tuberculeuze, bewust crapuleuze, hogere en dus zeer zwarte humor.

 *

Frank Albers; was even in het Amerikaanse Beatland, maar heeft helaas ook nooit Jack Kerouack ontmoet.

 *

Eriek Verpale; goede verteller en brievenschrijver die maar al te graag koketteert met zijn joodse origine (zijn grootmoeder zou een joodse uit Litouwen zijn), maar als hij een Jood is, dan ben ik een Fransman.  

 

Hendrik Carette,

Pinksterzondag 2010