Mijn eerste helden

  Mijn eerste helden 

                                   Doden en dichten gaan goed samen. Dat vonden althans                                               de Grieken, die bij de opvoeding van hun zonen aandacht                                        besteedden aan zowel militaire als muzische                                                                      vaardigheden.   

                                                           Piet GerbrandyRoemdaden der mannen                                                    

            Mijn eerste helden waren zeker niet Jansen en Jansens, Lambik, Kuifje, tante Sidonie of tante Sidonia, Asterix en Obelix of de stoere Rode Ridder. Mijn eerste helden waren historische figuren zoals de monnik Willem van Saeftinghe van de abdij Ter Doest in Lissewege (het Brugse Vrije), de Duinkerkse kaper (een kaper heeft een kaperbrief en is geen zeerover!) Jan Bart (Jean Bart voor Lodewijk XIV) en Robrecht de Fries (de grootste graaf van Vlaanderen) die ik allen leerde kennen dankzij de jeugdboeken in de reeks Dietse Gestalten van uitgeverij Lannoo toen deze uitgever in Tielt, in de brousse van West-Vlaanderen, nog goede literaire boeken uitgaf. Ook de Vlaamse opstandelingenleider en vrije boer uit Lampernisse Niklaas Zannekin (ik ben trouwens al jaren een overtuigd lid van de vereniging Zannekin die al vele jaren elk jaar een jaarboek uitgeeft !),  kapitein Nemo met zijn onderzeeboot de Nautilus (uit het boek Twintigduizend mijlen onder zee dat later verfilmd werd met o.m. de acteur Kirk Douglas), de watergeuzen, de bosgeuzen en de exploten en avonturen van de West-Vlaamse bandiet Lodewijk Baekelandt die lange tijd kon schuilen in het toen nog haast ondoordringbare Vrijbos van Houthulst, tot hij op 2 november 1803 werd onthoofd op de Markt van Brugge, maakten op mij een onuitwisbare indruk. En dankzij een ouder buurmeisje in Assebroek dat studeerde voor onderwijzeres leerde ik al vroeg lezen en als mooie jonge jongensprins las ik niet graag stripverhalen of boeken met teveel prentjes en plaatjes maar wel boeken van Jules Verne (met die mooie harde blauwe kaften met gouden opdruk) en Karl May, Jean Ray (John Flanders) en de nu bijna geheel vergeten jeugdschrijver F.R. Boschvogel (Frans Ramon) van wie vooral deze laatste verantwoordelijk was voor mijn eerste heldenverering en voor mijn identificatie met die kleurrijke en krachtige eerste helden. Later volgden uiteraard nog andere helden zoals kapitein Ahab (niet de Achab uit de Bijbel) van de Amerikaanse auteur Herman Melville, de zwerver Tamalone in het boek Een zwerver verliefd van Arthur van Schendel, Jan Boele uit de novelle ‘In ’t water’ van Stijn Streuvels (over wie ik in het achtste jaarboek van het Stijn Streuvelsgenootschap vele jaren later een essay mocht schrijven), en ook de soldaat Johan uit het gelijknamige boek van Filip de Pillecyn.  Onlangs vond ik dit romantische boek (Amsterdam : P.N. Van Kampen & Zoon) uit 1939 terug in een antiquariaat in het boekendorp Damme en herlas het helemaal in een vlaag van bewondering en verwondering. Het boek begint met een paginalange cursieve tekst die als het ware de thematiek en de tijdslijn van deze fictieve historische roman samenvat en situeert : “Na zijn jeugd in het leger van den Hertog van Bourgondië te hebben doorgebracht, keert de soldaat Johan terug naar den grond. De soldaat zal nooit in hem kunnen sterven, maar evenmin ontkomt hij aan de dwingende macht van de aarde.” Een mooi begin en dan begint Filip de Pillecyn een bladzij verder met   de eerste zin van het eerste van de dertien hoofdstukken : “Weinige oogenblikken vooraleer de hertog Karel de Stoute neergeslagen werd op het veld bij Nancy, viel de soldaat Johan. Hij had de benden, die met hem waren opgerukt, links van hem zien wegvluchten; de paarden steigerend doorheen het voetvolk in den wasem van hun zweet.” Geef toe dat dit klinkt als een mooi en sterk begin voor een gespannen lezende en dromende adolescent. Sindsdien kan ik geen kwaad woord horen over deze Vlaamse schrijver die ook nog andere nog steeds zeer leesbare boeken heeft geschreven.  En verleden zomer ontmoette ik de dichter Roland Jooris in de brousse van West-Vlaanderen (in een lege en ontwijde kerk in Vinkem) en tot mijn instemmende tevredenheid begon hij zelf over Filip de Pillecyn en stelde in een gesprek buiten aan de poort buiten deze kerk onomwonden dat deze schrijver één van de grootste en fijnste stilisten van Vlaanderen was en is… En hij citeerde en reciteerde. Zomaar par coeur… Ik moet en wil nog veel lezen en herlezen en dan vooral de boeken over mijn eerste helden tijdens mijn eerste jongensjaren in het oude, koude en katholieke, Brugge waar de bisschop meer macht en invloed had dan de gouverneur. En waar alles voor mij begon bij het zien van het avondlijke of nachtelijke massaspektakel Heilig Bloedspel te Brugge in 1962 in de regie van Anton van de Velde die ook de auteur was van het vierde boekje of brochure in de reeds vermelde reeks Dietse Gestalten over Willem van Saeftinge. Terwijl Boschvogel het eerste boekje schreef over Robrecht de Fries. En zowel Friesland als de Bourgondische hertogen, zowel de geschiedenis als de geografie blijven mij sindsdien fascineren bij het lezen van biografieën, historische romans en eminente essays over de oude klassieke Ouden. 

                                                                                                         Hendrik Carette