Negen bedenkingen

Negen bedenkingen bij het einde van het jaar 2017

 

Waarom zou ik in ’s hemelsnaam een katholiek moeten zijn terwijl de componist en organist Johann Sebastian Bach toch een Lutheraan was.

*

De zwarte kat van kapelaan Cyriel Verschaeve was zeer katholiek maar de vraag blijft: geloofde deze kapelaan aan het eind van zijn leven in het jodelende Tirol nog altijd in de jood Jezus van Nazareth.

*

Een vraag aan Arnon Grunberg: Hoe kan iemand die geen jood is zich alsnog bekeren tot het jodendom. Of is hier dan geen sprake van geloof maar van etniciteit.

*

Waren de Katharen in Occitanië en Catalonië (Frits van Oostrom verwees in zijn nieuw boek Nobel streven even naar deze Pyrenese ketters) uiteindelijk soms niet de enige ware Christenen en martelaren.

*

Is mijn goede vriend Frans Boenders een Westerse boeddhist? Ja, misschien wel.

*

Is God dood? Neen, het is Friedrich Nietzsche die gestorven is.

*

Wie kan Amerika weer groot maken? Alleen de leer en het leven van de Amish.

*

Hoe is het te verklaren dat zowel de dichter Paul Snoek als de filosoof Emile Cioran beiden kerkelijk werden begraven? Ik vrees dat ik het antwoord weet: zij waren beiden echte estheten.

*

Wie kan ons nog redden? Alleen de heiligen en de andere helden.

 

                                                                                             Hendrik Carette

 

 
 

MJN GEHEIMTIP

Mijn geheimtip of een Europees enigma

 

                                                          voor de weinigen die wellicht weten wie

                                                          hij was

 

Hij werd geboren in 1880 in de hoofdstad van Pruisen

en stierf in mijn geboortejaar in een Lilliputterlandje

dat niet Andorra of Liechtenstein of Monaco was.

 

Zijn vader was een goede Nederlander, geen trotste Pruis

en zijn Russische moeder luisterde naar de roepnaam Olga.

Hij studeerde aan de universiteiten van Wenen en Berlijn

en doctoreerde al in 1904 summa cum laude als een geleerde.

 

Later schreef hij als een zeer stringente magister

zijn eminente essays in een helder Frans

en stelde altijd serieuze vragen.

Wie de naam van deze man nu nog niet kent

moet dringend naar Parijs om daar zijn boeken te zoeken.

 

 

Hendrik Carette

 

 

 

gelegenheidsgedicht

Le visage (ou la gueule) de la France

 

De verwrongen tronie van Sylvain Tesson

of het heldere gelaat van Jean d’Ormesson.

 

De boomlange dichter en partizaan René Char

of de Vlaamse dame Marguerite Yourcenar.

 

De ruimtelijke gedachten van Blaise Pascal

of de verre grote reizen van Blaise Cendrars.

 

De Baskische baret van Roland Barthes

of de verloren eer van Robert Brasillach.

 

De Bretonse burggraaf van Chateaubriand

of de onvergetelijke Charles d’Orléans.

 

Het hoge voorhoofd van Jean Cocteau

of de lange baard van Victor Hugo.     

 

Henri Carette

IN MEMORIAM FERNAND BONNEURE

In de tombe van de toekomst

 

In memoriam Fernand Bonneure (Brugge, 1923 – Brugge, 2017)

 

Fernand leek heel erg op de Duitse auteur Gottfried Benn. Wie de foto’s van beide heren – en dat waren ze beiden – naast elkaar legt ziet de fysieke gelijkenis. Door de toch nog onverwachte dood van Fernand Bonneure – hij leek wel alomtegenwoordig en onsterfelijk- verliest de stad Brugge één van haar oudste en meest discrete en dichterlijke zonen. Ook het dubbelleven van Benn (arts en dichter) en het dubbelleven van Bonneure (uitgever en dichter) vormt  een merkwaardige parallel en voor de foto verwijs ik naar de foto op het omslag van het boek Dubbelleven (1).

In 1981 rondde Bonneure zijn belangrijkste dichtbundel (B)ruggewaarts af die uit twee delen bestaat : ‘Alhier geboren’ en ‘De staat van de kwartieren’ en eigenlijk werd deze dichtbundel (zijn beste) nooit echt uitgegeven; maar is deze enkel als een bibliofiele uitgave bij Renaat Bosschaerts verschenen. Deze imposante bundel werd voorafgegaan door een bezwerende litanie ‘Ik roep u aan, Brugge’ waarvan ik hier de derde en de vierde strofe citeer omdat ik dit hele gedicht met deze opmerkelijke opsommingen zo goed vind:

                      

                       Relikwie van heilig bloed

                       Dronkenschap van feesten

                       Sikkel van Jeruzalem

                       Begijnhof van begeerte

                       Bordeel van jacobijnen

                       Calvarieberg van kronen

                       Krypte van Egidius

                       Noodklok van triomfen

                       Legende van de dood

                       Warande van primitieven 

 

                       Kantwerk van torens

                       Nederland van puntgevels

                       Zwaan van penitentie

                       Seminarie van beiaardiers

                       Rozenhoed van reien

                       Medicijn van verliefden

                       Tornooi van vertroosting

                       Manuscript van moed

                       Vesting van het westen

                       Tombe van de toekomst.

 

In 1999 gaf het Brugse literair kwartaalschrift Kruispunt de verzamelde gedichten van Bonneure uit in een sobere maar verzorgde boekuitgave onder de titel Als vissen bij invallend licht en Willy Spillebeen schreef hiervoor de inleiding ‘Op goede voet met leven en poëzie’. Want laten we het niet vergeten: Bonneure leek inderdaad altijd op goede voet te leven en hij stond tijdens zijn lang en vruchtbaar leven op goede voet met plastische kunstenaars als Benoît van Innis, Rik Slabbinck, Luc Peire, Michel Seuphor, Gibert Swimberghe, Roger Bonduel, Hubert Minnebo, Rik Vermeersch, Renaat Bosschaert en Renaat Ramon. Deze laatste stelde ook het VWS-Cahier samen dat gewijd was aan Fernand Bonneure. Het machtigste en mooiste boek dat Fernand  maakte is wellicht de bloemlezing over zijn eigen stad met als eenvoudige titel Brugge beschreven (Brussel: Elsevier, 1984) dat in zes talen en zeer goed gedocumenteerd en geïllustreerd alle literair-historische aspecten van deze stad liet zien. De erudiete  Bonneure schreef ook voor periodieken als Biekorf, West-Vlaanderen, Brugge die Scone, het kunsttijdschrift Vlaanderen, het dagblad De Standaard,  de VWS-Cahiers van de vereniging waar hij lang de voorzitter van was, Ons Erfdeel en Septentrion. En het zal moeilijk of gewoon onmogelijk zijn om deze letterkundige (in de echte ouderwetse zin van het woord) te vervangen of op te volgen. Nooit vergeet ik hoe hij ooit tijdens een woelige vergadering van een vereniging te midden van een felle discussie die bijna ontaardde plots de Latijnse woorden amicitia et tolerantia uitriep, want de Bourgondiër Fernand Bonneure schreef met een zacht potlood en was ook prinselijk en vanouds lid van de Orde van den Prince. De stad Brugge zou in de toekomst ten minste voor een mooie tombe mogen zorgen voor deze eminente essayist en alerte auteur die nu helaas toch nog overleden is. Misschien aan de namenloze Minneplas ver van de ratten van Remigius dicht bij de zwanen in de zwanenstad.   

                                                                                                                     Hendrik Carette

                                                                                 

____________________________________________________________________________________________

 

(1) Amsterdam: De Arbeiderspers, in de reeks privé-domein, 1986.

(2) nr. 101 dd. 1983.