Gedicht

Het boek der boeken

 

                                                                      Sô wol dir, wîp, wei reine ein nam!

                                                                      Reinmar der Alte (Reinmar von Hagenau )

 

 

Neen, ik ben geen Chaldeeër en de Chaldeeuwse

orakels ken ik niet, want ik blijf veelal bij mijn vier

evangelisten; Babel, Benjamin, Benn en Bloch.  

 

Alle anderen zijn apocriefe apostelen

of binnenkerkelijke ketters

die soms in en dan weer uit mijn canon springen.

 

Maar alleen de liederen van Hildegard von Bingen,

de preken en sermoenen van mystieke minnaressen

en de zangen van minnezangers laten mij zinderen.

 

 

Hendrik Carette

Zou het zo zijn ?

De dood

  

                                                                                 

De dood is als een beet van een varaan

op het paradijselijke eiland Komodo,

een beet van een dolle hellehond

of een ander menselijker monster.

 

De dood is als een kus aan de kust

een dodelijke zoen op de noen

een bloeding die niet eindigt

een hoest waarin je verstikt.

 

De dood is als een laatste rochel

een versmachting, een stijfte

of het zacht verglijden in de slaap

en het bereiken van het Shambhala.  

 

De dood is een feit zoals dat hard

en zwart vierkant van vriend Kazimir.

 

 

Hendrik Carette

 

brandnieuw gedicht

 

 

 

Het schaakspel

 

 

Een witte pion, een moedige zandstuiver van het voetvolk

nadert al vervaarlijk ver in het midden van het slagveld

en zal weldra worden geofferd.  

De zwarte koning waant zich veilig

in zijn versterkte villa met de mooie naam De Rokade.

Lopers lopen her en der en worden gevangen genomen.

Een paard maakt een gekke gewaagde sprong.

De zwarte koningin blijft dreigen

en de witte koningin valt naast haar verzwakte koning

want ook de twee witte torens werden al verwoest

op de kaal geslagen vlakte van het naderende eindspel.

 

Hendrik Carette