Kerstboodschap

Sedert vorige maand (november 221) ben ik een achtenswaardig lid van de Maatschappij der Nederlandse letterkunde te Leiden.

Deze morgen vond ik dan ook het jaarboek Accolade (jaargang XXXIX) van deze vereniging in mijn bus. Rietje van Vliet is de naam van de hoofdredacteur en zij woont in Zoeterwoude. In deze aflevering staan lezenswaardige artikelen over o.m. Antoon Coolen, Hugo Claus en Maarten ’t Hart over wie Elsbeth Etty een mooie bijdrage schreef met als titel ‘De heilige Drie-eenheid volgens Maarten ’t Hart’ en met de onverwachte ondertitel:

                                               Bach= God, Mozart= Jezus,

                                               Schubert= de Heilige Geest

                                                           Veel lectuurgenot en een zalig kerstfeest,

                                                                      H.B.C., 22 december 2021 

Gedicht

André Klukhuhn; een naam als een klok

Hij schrijft lijvige boeken. Niet één boek

van hem is gesneden koek.

Hij is een chemicus

en kent de formidabele scheikundige formules.

Hij is geen halve Duitser

en geen halve Jood.

Zijn rare naam klinkt als die nare klok

in de Symphonie phantastique van Hector Berlioz.

Hij weet heel veel over de wetenschap en het denken

van anderen (Wittgenstein, Feyerabend en Fichte).

Wie zijn boeken leest kruipt stil in een hoek

en raakt vroeg of laat in een vreemde lus.

Hendrik Carette

DOCUMENT

In de nieuwe biografie van Joris van Severen (Doorbraak, 2021)  geschreven door de deskundige Dr. Luc Pauwels verwijst de auteur al op pagina 16 naar mijn tekst die ik hieronder voor de lezers laat volgen want Luc Pauwels citeert niet één zin uit deze tekst die dateert van 2015.

De vier gebroeders Morael : Jan, Jef, Karel en Frans

De drie musketiers in dienst van de Franse koning Lodewijk XIII waren, zoals bekend, eigenlijk met vier.  Maar hier in het fotoboek (fotobiografie, Ieper 2014) over Van Severen en het Verdinaso zag ik op bladzij 182 een unieke oude zwart-wit foto die al bijna vergeeld moet zijn als een sepia. Hier poseren de vier gebroeders Morael in een sober en streng uniform van de Dinaso Militanten Orde. Zowel Jan, Jef, Karel en Frans dragen op het hoofd  een soort van stormpet en een dubbele overdwarse koppelriem en alle vier staan met de handen op de rug en geen van de vier lacht hier lichtzinnig of frivool. Het zijn duidelijk vier ernstige jonge idealistische mannen die geloven in hun Leider en in zijn beweging en die geloven in hun roeping of in hun missie als trouwe soldaten die bereid zijn om te strijden en desnoods alles op te offeren voor hun idealen. Bij de foto staat geen datum vermeld, maar vermoedelijk is dit een foto die werd genomen vóór de oorlog in de woelige jaren dertig van de vorige eeuw.  De kans dat ze dus nog in leven zouden zijn is zeer gering en onbestaande. Wat gebeurde er verder in het leven van deze vier jonge mannen?  Zijn zij in de collaboratie beland of in het verzet? Werden zij vrijwilligers voor het Oostfront? Of hielden zij zich afzijdig? Het is en blijft een unieke foto, omdat zij als vier eendrachtige gebroeders duidelijk dezelfde idealen incarneerden : Dietsland en Orde, eenheid in de verscheidenheid, een hang naar grootheid en strijdbaarheid en alle vier incarneerden zij een soort van soldatesk leven. Het waren duidelijk geen enge kleinburgers, geen politieke profiteurs en geen ambitieuze academici; het lijkt mij eerder duidelijk dat dit vier eenvoudige jonge mannen waren die een zin aan hun leven wilden geven en het toenmalige Verdinaso mocht en kon toentertijd fier zijn dat het zulke enthousiaste leden (en ook geheime leden) in zijn rangen telde. De grootste (letterlijk) van de vier was Karel en de kleinste was Frans. Ze lijken, hoe dan ook, toch nog sterk op elkaar, want alle vier kijken onbevangen en bijna weemoedig en sereen naar de lens van het fototoestel. Wie heeft deze foto genomen en in welk jaar? Was het vóór of na de Nieuwe Marsrichting? Zijn zij later gehuwd en hadden zij zonen en dochters? Zijn zij gesneuveld? Werden zij in de repressiejaren gemolesteerd en gearresteerd? Bleven zij hun utopische  jeugdidealen trouw? Of werden zij vermalen door het harde leven? Het zijn prangende vragen die mij blijven   kwellen. Maar dankzij de publicatie van dit boek krijgen zij alsnog het eeuwige leven.

Hendrik Carette

Over Paris-Robeke

Het koersbeest in de hel van het Franse noorden

met die oude Vlaamse oorden 

                                                                                             voor Willie Verhegghe

Het valt en vloekt, bezweert de wielergoden 

en demarreert. Het slikt en snuift, het hijgt 

en maakt een plas of urineert.

En vanaf Compiègne glijdt het over de wegen 

tot op de Pevelenberg of staakt de strijd in Hem.  

Het klimt haastig over een bareel aan een 

verlaten verroeste spoorlijn, komt te laat

voorbij Arenberg of bij die bocht aan De Boom. 

Het stampt en schakelt, raakt danig bevuild 

en huilt als een kind dat vecht tegen de wind, 

het stof, de regen op die harde helse keienstenen. 

Het wint geen koers en is geen prijsbeest.

Het is het knokige koersbeest dat blijft jagen

op het glas van mijn breed panoramisch scherm 

en dat elk jaar weer die zondag domineert

alsof ik daar sta en staar vanop een berm.    

Hendrik Carette 

DROOMGEDICHT

Ik droomde  

Ik droomde dat ik zeer groot was, groter dan een orka 

in de oceaan. Ik woog wel dertig ton en was 

minstens twintig meter lang, gewoon echt mega.   

Ik droomde dat ik een balein was, een witte bultrug

en vergat die kapitein met zijn houten been 

op zijn walvisvaarderboot en zijn hozende matrozen.

En ik spoot mijn waterzuil luid en hoog 

en zong urenlang mijn onderzees gezang 

tot ik dieper dook tot in de abyssale diepten.     

Maar ik vergat het bultige wijfje niet

want met mijn meterslange roze penis 

paarde ik graag en traag in de tropisch blauwe wateren.  

Hendrik CARETTE

Mooie pleidooien en aanklachten van Luc Devoldere

Mooie pleidooien en aanklachten van Luc Devoldere 

Luc Devoldere (°Kortrijk, 1956) lijkt een beetje op een bleke asceet of een magere estheet. Althans hij werd opgevoed of opgeleid door de jezuiëten in het befaamde Sint-Barbaracollege in Gent waar ook mensen als de politicus Joris van Severen en de dichter Charles van Lerberghe op de schoolbanken zaten. In zijn nieuwste boek vindt de lezer trouwens niet toevallig een stuk over de merkwaardige correspondentie van een Franstalige geleerde kanunnik met Joris van Severen onder de titel ‘De weerlichten van het genie’.  En overigens nog vele andere korte of langere stukken die zeker de moeite waard waren om hier gebundeld te worden in dit mooi uitgegeven dik boek. 

Devoldere, de voormalige hoofdredacteur van het tijdschrift Ons Erfdeel (recentelijk om onduidelijke redenen van naam veranderd in De Lage Landen) opent zijn nieuw boek met een verrassend pleidooi voor meer mentale hygiëne en dit zowel in ons spreken als in ons schrijven. Het mooie aan dit dikke boek is dat het in feite over van alles en nog wat gaat. De te lange en wat moeilijke titel Was alles al gezegd, nog niet door hen lijkt mij dit keer echter niet zo goed gekozen. De vorige titels van zijn eerder verschenen boeken ware al veel beter zoals bij voorbeeld  Tegen de kruideniers(2014) en Lucifers bij de brand (2009). De ondertivan zijn nieuwste pas verschenen boek ‘Pleidooien & Aanklachten’ klinkt al veel beter. Hoewel ik heel veel mooie pleidooien vond en maar weinig harde aanklachten. Luc Devoldere is dan ook een essayist of een literaire journalist die vanuit de bewondering en dverwondering werkt. 

Pleidooi voor Paul Claes   

Zijn portret van de door hem terecht zeer bewonderde Paul Claes ‘Alexandrijn in Kessel-Lo’ (van bladzij 49 tot en met bladzij 56)  is een  mooi pleidooi om alles van dit literaire Vlaamse  genie te lezen. En dat zijn trouwens meer dan honderd boeken over de meest diverse onderwerpen gaande van de Romein Catullus tot het Franse genie Arthur Rimbaud en van onze dichters Christine D’haen tot de verzen van de fascist Ezra Pound. Of van A tot Z. Zo komt Devoldere bij de letter K op het woord Kameleon en ik citeer hier even de zeer juiste en geestige bedenking of notitie: Volgens Claes bestond zijn remedie tegen het writer’s block erin literaire kameleon te worden. Hij was achtereenvolgens sater, panter, phoenix en kameleon. In  wezen is hij altijd schorpioen geweest. Hij kent geen writersblock, geen angst voor de witte pagina. Nulla dies sine linea. Geen dag zonder zin (zie ook Z). Dat laatste Latijnse devies was trouwens ook het devies van de noest schrijvende Stijn Streuvels. Maar dit vermeldt Devoldere dit keer niet, hoewel hij in zijn boek ook een krachtig pleidooi houdt voor de Stijn Streuvels van Het leven en de dood in den astin het stuk ‘Tot alles zingt van onvermogen’ dat volgens onze bewonderaar begint met een paukenslag. Ook de dichters Jacques Bloem en Richard Minne krijgen hier korte maar mooie pleidooien. En Devoldere is ook duidelijk een bewonderaar van de onlangs overleden dichter Menno Wigman en de nu zwijgende dichter Leonard Nolens. Wie trouwens echt wil genieten van zijn pen moet zijn essays lezen over de Franse kunstschilder Jean Boulogne (geboren in Atrecht of Arras ) en over de figuratieve en decoratieve schilderijen van de vreemde Fries Sir Lawrence Alma Tadema met telkens uiteraard de daarbij horende illustrerende foto’s. 

            Als classicus kon hij het niet laten ook over de schelmenroman van Petronius te schrijven en zijn hommage aan de tragische Italiaanse communist Antonio Gramsci (1891-1937) onder de titel ‘Antonio Gramsci haat de onverschilligen’ met zijn vertaling van een fragment rechtstreeks uit het Italiaans is een document van een historische meerwaarde. Het is trouwens niet de eerste keer dat hij zich buigt over deze Gramsci en over Italië. In 2012 gaf de kleine maar fijne uitgeverij P te Leuven de dichtbundel De as van Gramsci uit van de wereldberoemde cineast en dichter Pier Paolo Pasolini en dit in de vertaling van Luc Devoldere. 

Onverwachte verrassingen  

En dan zijn er ook nog een viertal totaal onverwachte verrassingen die dit kleurrijke lees- en kijkboek zo aangenaam en leerzaam maken. Er is de hommage aan de fotograaf Stephan Vanfleteren onder de toepasselijke titel ‘Gehavende waardigheid’. Er is het artikel over de plastische kunstenaar Johan van Geluwe ‘De ondraaglijke lichtheid van belgitude’ met op bladzij 96  de zeer merkwaardige foto van een installatie aan de Schelde in Oudenaarde met de borden Achtung Sie verlassen das Heilige Römische Reicch Deutscher Nation enAttention! Vous quittez le Royaume de France! En wie de geschiedenis van onze gewesten kent zal de grap van deze geslaagde installatie wel begrijpen. En ten slotte is er ‘Het woord dat recht 

heeft om te bestaan’ over de mij totaal onbekende Boris Pahor (Trieste, 1913) dat een zeer schokkend en ontroerend document humainwerd. Dit hele prachtboek (ik overdrijf niet!) kent slechts één schoonheidsfoutje en dat is het veel te korte en misleidende stuk over de Franse denker en schrijver Paul Valéry. Met de zeer pretentieuze titel ‘Een mislukt schrijver’.

Waar haalt hij het en hoe durft hij deze Valéry als een mislukt schrijver te beschouwen. Je moet wel zeer elitair zijn en bijna wereldvreemd om zulk een stuk te willen schrijven. Want heel dubbelzinnig schrijft Devoldere plots toch nog : Laat ons pleiten voor het lezen van Valéry, vooral dan zijn proza… Je moet bij de jezuïeten  hebben gestudeerd om deze gedachtesprong te maken. Wat is het nu? Was hij nu een mislukt schrijver of niet. Maar dit is maar detailkritiek. Want dit boek is echt al bij al en prachtboek. En de geheime of verborgen bewonderaars (neen, niet de hstoricus-journalist Marc Reynebeau!) van de politicus en ideoloog Joris van Severen zullen ook weer genieten. Want het moet toch niet altijd over communisten en Joden gaan. Want alles is nogniet gezegd, ook niet door de erudiete en eminente essayist Luc Devoldere. 

                                                                                                         Hendrik Carette  

*Was alles al gezegd, nog niet door hen, ondertitel ‘Pleidooien en aanklachten’, Luc Devoldere,  Leuven: Uitgeverij P, 2021, 285 blz., 29,50 euro, ISBN 978-94-93138-40-7.    

Beschouwingen

Elf paradoxen uit mijn lang leven 

Ik draag een Japans polshorloge met Romeinse cijfers.

*

Mijn haar werd grijs en mijn ziel zwartgeblakerd.

*

Mijn snor is Streuveliaans, het is geen Nietzscheaanse knevel. 

*

Ik houd zowel van Italië als operetteland als van Griekenland het tragedieland. 

*

Mijn ideale droomland is het Blootland in Frans-Vlaanderen. 

*

Hoewel ik geen Jood ben, lees ik graag in de Heilige Boeken.

*

Indien ik een Mongool was zou ik als Mongoolse ruiter zowel van Binnen-Mongolië naar Buiten-Mongolië rijden. Heen en weer, in weer en wind. 

*

Ik ben en blijf een adept van de groten der aarde. Maar wees gerust, ik kan deze groten op één hand tellen. 

*

Alleen als eenzame kan ik eerzaam blijven. 

*

Mijn geliefde doden leven nog verder in mij tot aan mijn dood. 

*

Zonder de muziek en de mystiek zou mijn leven zinloos zijn. 

Met onderdanigheid,

Hendrik Carette

Schaarbeek, 6 augustus 2021

Tijdsbeeld

Sneakers

Niemand keuvelt nog; iedereen chat.
Niemand loopt nog langzaam en waardig.
Iedereen draaft als een runner.
En niemand loopt nog het vuur
uit zijn sloffen
maar beweegt zich
sluipend als een gluiperd
met modieus lelijk en goedkoop schoeisel
uit China waar niemand nog iemand is.

Hendrik Carette

Brief als gedicht

Het gelukkige lezen

                                                                      voor mijn broer Bart 

Ik lees elk jaar het nieuwe boek 

van onze jonkvrouw Amélie Nothomb 

en sinds enige tijd ook een altijd avontuurlijk boek 

van de witte Fransman Sylvain Tesson 

(uiteraard in het Frans 

en niet in ’t vertaalde verwaterde Nederlands).  

Ik lees Gezelle in het sappige West-Vlaams

en Antjie Krog in ’t succulente Afrikaans.

Bij William Blake staar ik ook naar zijn gekleurde 

en geëtste platen met die langharige profeten.

Bloemardinne of Vrouwe Hadewijch lees ik in het Diets 

en die zwetsende Zwitser Robert Walser in het Duits.

Artaud en Michaux lees ik allang niet meer. Neen. 

Alleen het leven van de Titaantjes en die drie dochters 

van de generaal, Aleksandra, Adelaïda en Aglaja

blijven mij verblijden. 

Hendrik Carette