Voornaamste publicaties

Een keuze uit mijn voornaamste publicaties in boekvorm

en in diverse tijdschriften

tijdens het voorbije decennium

(2000-2010)

 

Il y a toujours, dans la littérature, ceci de louche : la considération d’un public. Donc une réserve toujours de la pensée, une arrière-pensée où gît tout le charlatanisme. Donc, tout produit littéraire est un produit impur.  

Paul Valéry, Tel quel (1910)

 

1.      Dichtbundel Pact met Pound , 40 gedichten, Brugge : Kruispunt, 58 pp. , december 2000.

2.      ‘Mijn excuses’, column in het maandblad Meervoud, nr. 56, april 2000.

3.      Essay ‘De meester van de hexameter’, over de dichter en essayist Paul Claes in de Poëziekrant, jaargang 25, nr. 1, p.58-60, januari 2001.

4.      ‘René Char (1907-1988) : een prachtige poëet en partizanenleider’, column in het maandblad Meervoud, 9de jaargang,nr. 66, p. 25-26, april 2001.

5.      Essay ‘Borges, leermeester in het labyrint’, in TeKos, jaargang 21, nr. 105, p. 35-39, juli 2002.

6.      ‘Het jaar van Marguerite Yourcenar’, column in het maandblad Meervoud, jaargang 10, nr. 82, p. 28-29, december 2002.

7.      Essay ‘Op de meersvlakte’, over Streuvels’ novelle ‘In ’t water’, in het achtste Jaarboek Stijn Streuvels , Tielt : Lannoo, p. 239-246, 2003.

8.       ‘Een zeeman aan hoger wal’, verhaal over een gefingeerde ontmoeting met de auteur Saint-Rémy, in het themanummer ‘Verzonnen levens’ van het tijdschrift Gierik & NVT, nr. 80, p. 35-39, herfst 2003.

9.      ‘Het rapaille der dichters’, gedicht in de Poëziekrant, jaargang 27, nr. 3, p. 79-80, mei 2003.

10.    ‘Veertien vragen aan de dichter Mark Braet’, interview in het ts. Kruispunt, nr. 192, p. 20-47, maart 2003.

11.    Essay ‘De oude bard en de zee’ over Hugo Claus, in het maandblad Ons Brussel, nr. 221, p. 28-29, november 2003.

12.    ‘De gesel der drankzucht’, essay in het themanummer ‘Laveloze letters’ van het tijdschrift Gierik & NVT, nr. 82, p. 6-10, lente 2004.

13.    Essay ‘De muzenzoon en het verboden gedicht van Christian Dotremont’ in het achtste Jaarboek Joris van Severen, Ieper : Studiecentrum Joris van Severen, p. 197-205, 2004.   

14.    ‘Over de vurige tong van Toon Roosens’, notities over Antoon Roosens (1929-2003) in het boek De rode tong van de leeuw,  Brussel : Meervoud, 2005.

15.    ‘Een oase in het Moerenland’, mini-essay over het gedicht ‘De Moeren’ van Fernand Florizoone in de brochure Fernand Florizoone 80ste Lente Beauvoorde (Veurne), 31ste Poëziefestival, 2005.   

16.    ‘Open brief aan Geert van Istendael’, column in het maandblad Meervoud, nr. 105, maart-april 2005.  Zijn antwoord verscheen in de rubriek Het Balkon van De Standaard van vrijdag 6 mei 2005.  

17.    ‘Un magnifique marchand de fumée : Paul Neuhuys’, essay over deze Franstalige Antwerpse dichter in Septentrion, Revue Trimestrielle, XXXV, nr. 2, p. 59-63, 2006.

18.    ‘De heerlijke humor en horror van dichter Frank Koenegracht’, column in het maandblad Meervoud, nr. 114, februari 2006.  

19.    Dichtbundel Gestolen lucht, dertig gedichten gevolgd door ‘De navolging van Charles Baudelaire’, Gent : PoëzieCentrum, 76 pp. 2006.

20.    Essay ‘Ramon tussen de Tiber en de Acheron’, over de dichtbundel Rebuten van de dichter Renaat Ramon in het tijdschrift Nieuwzuid, nr. 24, 6de jaargang, p. 38-46, 2006. 

21.    Drie gedichten ; ‘Een oude Leviathan’, ‘Een witte Groenlander’ en ‘Een hondenmaaltijd met meelballen‘ in ‘Het Liegend Konijn’, jaargang 5 nr. 1, januari 2007.

22.    ‘Christine D’haen en de Koetsier van de Dood’, column in het maandblad Meervoud, nr. 132, december 2007. 

23.    Zeven gedichten ; ‘Een mysterieus doek van Caspar David Friedrich’, ‘Een dik Duits boek’, ‘Een kus(t)weg van Boulogne naar Calais’, ‘Een dagdroom aan zee, hoog en droog, op de dijk van Castricum’, ‘Een apologie van George Steiner’, ‘Een boerenkeuken of Streuvels vrijt’ en ‘Een imaginair museum zonder een zweem van charlatanerie’ in Nieuwzuid, driemaandelijkse discursieve machine voor cultuurkritiek en amusement, nr. 29,  jaargang 8,  p. 18-24, 2008.

24.    ‘Bruxelles, une serre chaude’, notities over mijn jarenlange verblijf als balling in Schaarbeek (Brussel), in Septentrion, p. 48-55, 37e année, 3e trimestre, 2008.  

25.    ‘Een lijst van mijn nog niet gestrande en verzonken schepen en andere platboomde boten uit mijn rijk maritiem verleden’, gedicht in het Zeeuwse tijdschrift Ballustrada, jaargang 22, nr. 1 en 2, p. 52-53, 2008. Dit gedicht werd eerder gepubliceerd in het maandblad Meervoud nr. 134, februari 2008.   

26.    ‘Brief aan de dichteres Jo Gisekin’ in het boek Zo, denk ik wordt liefde weer nieuw , Leuven : Uitgeverij P, p.118-123, 2008. 

27.    Het gedicht ‘Een verloren paradijs’, bij het gelijknamige schilderij van Emil Nolde uit 1921, in het tijdschrift Kluger Hans, 1ste jaargang nr. 2, p. 5, zomer 2009.

28.    Het gedicht ‘Een bolsjewistische fanfare’ in het tijdschrift Kruispunt, nr. 198-199,  p.3, maart 2009. Dit gedicht werd ook gepubliceerd in het maandblad Meervoud, nr. 148, juni-juli 2009.

29.    Essay ‘De stem van een nog niet gedoofde Russische ster’ over de Russische dichter Osip Mandelstam in het tijdschrift TeKos, nr. 134, p. 4-7, mei 2009.   

30.    Vier gedichten; ‘Een reis door het leven van Isaak Babel’, ‘Een gouden herfstdag’, ‘Een slapeloze nacht op Sicilië’ en ‘Een compositie voor een orgel met vier klavieren’ in Het Liegend Konijn, jaargang 7 nr. 2, p. 45-49, oktober 2009.

31.    Essay ‘Het wonderlijke woordenweb van Hubert van Herreweghen’ (nog niet gepubliceerd, werd reeds geweigerd door de Poëziekrant en Ons Erfdeel), januari 2010. 

32.    Het gedicht ‘Een openlijk vermaan aan Eriek Verpale’ geplaatst op de website van Deus ex Machina (www.deusexmachina.be) op 20 april 2010.

33.    Het gedicht ‘Een klein eiland op een glaciaal meer’, ondertitel :  een klein kitschgedicht, gepubliceerd in de Mededelingen van het Centrum voor Documentatie & Reëvaluatie, nr.  160, p. 2, 30 juni 2010.

34.    Het gedicht, ‘Een bende engelen ontsnapt uit de Engelenburcht’ in de Poëziekrant, jaargang 34 nr. 4, p. 44 en 45, juni-juli 2010.    

35.    Het gedicht ‘Een ode aan Richard Minne’ in het boek Om Gent gedicht, samengesteld door Guido Lauwaert, Tielt : Uitgeverij Lannoo, p. 83, 2010.     

                                                                                    Hendrik Carette

 

PANORAMA

Panorama van de Vlaamse republiek der letteren gezien

vanuit de korf van mijn laag zwevende luchtballon

 

 

Un homme qui n’aime pas les livres est une sorte de monstre. Un homme qui substitue les livres à la vie est, lui aussi, une sorte de monstre.

Gabriel Matzneff, Le Taureau de Phalaris

 

Roland Jooris ; de tuinman van Laarne, de aristocraat van de Leie, en hij schrijft met een zeer fijn potlood.

 

*

 

Patrick Lateur; almaar hard labeur in de antieke wereld van de grote klassieken of onze goede Ouden.

 

*

Luc Devoldere; jezuïtische jongeling met jansenistische trekjes. Goede orator, kan dan ook dienst doen als hogepriester van het Woord. Weet veel, maar niet alles over Marguerite Yourcenar.

 

*

Mark Insingel; één van de weinige bewoners van het Antwerpse vaderland die de bekrompenheid van dit vaderland ook wel eens achter zich laten.

 *

Paul Claes; onze Vlaamse Umberto Eco. Geen familie van Ernest Claes. Schrijft tegenwoordig geestige gelegenheidsgedichten voor het weekblad Knack die verder geen enkel literair belang hebben. Of hoe een linguïst toch ook weer laag kan vallen.

 *

 Frans Deschoemaeker; heeft de onderhuidse lach van de landjonker behouden, maar leidt al bij al een zeer burgerlijk bestaan in het oude Oudenaarde.

 *

 Gaston Durnez; wordt elk jaar een jaartje ouder, maar ondervindt van dit feit als fijne, eerder  ongevaarlijke, humorist en groot bewonderaar van Chesterton niet echt last.

 *

 Dirk van Bastelaere; Vlaams poëticaal genie zonder die zo geniepige valse bescheidenheid of in het Frans : ce n’est pas la modestie qui l’étrangle. Heeft met zijn beruchte bloemlezing Hotel New Flandres in elk geval wel een daad van rechtvaardigheid gesteld.

 *

 Robin Hannelore; peutert nog altijd voort in Grobbendonk (ligt in de stille Kempen).

 *

 Frans Depeuter; maakt opnieuw heibel in het stille Kempenland.  

 *

 Jean-Pierre Dumoulin; staat voor een serieus dilemma : nog drinken en niet meer schrijven of niet meer drinken en wel schrijven.

 *

 Hedwig Speliers; vindt gelukkig elke keer weer een gloednieuwe dada (na Johan Daisne, Gerard Reve en Stijn Streuvels is het nu Maurice de Guérin), maar is beslist geen dadaïst.

 

Wilma (eigenlijk Wilhelmina Johanna) Stockenström; hier verdwaald als mijn geliefde Zuid-Afrikaanse dichteres (alleen al die mooie voornaam) is een beetje bijziend maar ziet soms helderder dan Antjie Krog.

 

*

Herman Brusselmans; nooit een mooie jonge god geweest, wel altijd een rauwe humorist met hilarische onderbroekenhumor (dit niet geheel terzijde, zoude ik denken).

 *

Stefan Hertmans; heeft een directe telefoonlijn met de stad Miletet en het dorp Merelbeke, heeft een directe lijn met zijn schoonvader, de bebaarde almaar lachende professor H. Bousset. 

 

Jan van der Hoeven; virtuoos van de taal, schreef scherpe pikante epitafen maar is alsnog gezwicht voor zijn eigen grafgedicht.

 *

 Leopold M. van den Brande; een dode mythe, maar leeft nog voort als een zeldzame Mechelse koekoek.   

 *

 Kristien Hemmerechts; geen gewone nudiste, poseerde toch ooit naakt voor haar zelfs niet geschokte of zelfs niet opgehitste lezers en lezeressen.

 *

 Monika van Paemel; wel een Belgische barones, helaas geen Vlaamse gravin.

 *

 Hugo Brems; de Leuvense professor bij de Leuvense stoof met zijn twee knappe dochters. Heeft Patricia de Martelaere driemaal verraden. 

 *

 Charlotte Mutsaers; charmante originele dame die soms resideert in de witte badstad Oostende. Elke keer dat ik daar op de zeedijk kreeft eet, denk ik aan haar en haar heerlijke kreeftenboek Koetsier Herfst.

 *

Aleidis Dierick; de dichtende dame die tijdens de tweede wereldoorlog zo graag een verpleegster aan het Oostfront was geweest. 

 *

Roger M.J. de Neef; een notoir jazzkenner, maar een koele  zeer cerebrale dichter.

 *

 Alain Delmotte; de grote premiejager in die zo noest wroetende provincie aan de zoom van de zee. 

 *

 Raf Seys; werd onlangs gesignaleerd in Koekelare als le roi du village.

 *

 Patricia de Martelaere; vergeten minnares, vergeten schrijfster, vergeten martelares op het altaar van de Vlaamse mediocriteit.

 *

 Benno Barnard, zoon van een dichtende dominee en een zwaar gebelgde Nederlander of een Nederbelg die boos blijft omdat hij geen Engelsman of een echte oude Belg kan worden. Heeft gedichten van de Friese dichter Tsjêbbe Hettinga in een fris en helder Nederlands vertaald.

 *

 Henri-Floris Jespers; minstens één eeuw te laat geboren, had moeten leven in de negentiende eeuw in Parijs. Ik zie hem zo al copieus dineren met Victor Hugo of  Honoré de Balzac, maar toch vooral ook met die zo giftig roddelende en geestige gebroeders Edmond en Jules de Goncourt.

 *

Geert van Istendael; aristocratisch gedreven Brusselaar, maar houdt paradoxaal genoeg van dikke Duitse worst en van de voormalige D.D.R. (niet te verwarren met de Dietse Democratische Republiek).

 *

 Leonard Nolens; zeer monomaan dichter, al bij zijn leven heilig verklaard, bewierookt, gebalsemd en puur vergeestelijkt. Tussen Henric van Veldeke en Leonard Nolens waren de eeuwen doordrongen van een mystieke Limburgse stilte.

 *

 Paul de Wispelaere, de kleine reus van Maldegem, verschuilt zich als literaire smokkelaar al vele jaren in die grensstreek waar smokkelaars thuis zijn. 

 *

Hubert van Herreweghen; wijze nestor die evolueerde van Gezelliaan naar een verlate postmodernist. Of de dichtende landsman van ’t Brabants land.

 *

 Renaat Ramon; heeft opnieuw het vierkant uitgevonden, de kubus, en het vierkant in het vierkant. En ook de edele en onedele metalen kennen geen geheimen meer voor deze zoeker die al veel gevonden heeft.  

 *

 Herman J. Claeys; let op die beginletter van zijn tweede voornaam die niemand kende, die bijna niemand kon verklaren. 

 

 *

 Luuk Gruwez; gezellige dichter die in het gezellige Hasselt rondwaart, waar iedereen tot ver buiten deze bronsgroene provincie deze lange slungelachtige dichter zo gezellig vindt.

 *

 Patrick Conrad; sliep ooit met de mooie filmdiva Charlotte Rampling, maar slaapt nu al jaren toch voornamelijk met zichzelf.

 

 *

Adriaan Peel; monnik of dichter? Botanist of boeddhist? Geen probleem, hij is al in het Nirwana.

 *

 Piet Thomas; de letterlievende priester bij wie ik niet zo graag zou willen biechten.

 *

Lucienne Stassaert; houdt van haar poezen en van haar Hadewijch. Niets menselijks is deze schrijvende poes vreemd. 

 *

Bart Vonck; een querulant met een paar vonken, maar te weinig spatten.

 *

 Ben Klein; de harde naakte waarheid is al hoorbaar in zijn naam.

 *

Koen Stassijns; zwaar geparfumeerde epigoon die de brute pech heeft dat Herman de Coninck al jaren dood is.

 *

 Willie Verhegghe; sympathieke man die eigenlijk een Flandrien of een hard rijdende wielrenner in de Hel van het Noorden had willen zijn, maar dan zonder doping.

 *

 Mark Meekers; veelvuldig literaire prijzenwinnaar, maar helaas niet echt een groot dichter, wat nogmaals bewijst hoe onbekwaam onze Vlaamse literaire jury’s zijn.

 *

 Tom Lanoye; verblijft nu en dan graag in het heerlijke subtropische Zuid-Afrika, niets ongewoons, gewoon een homofiel bij de bruinmense. (Grapje, flauw grapje)

 *

 Rob Goswin; verkocht ooit een paar druppels van zijn bloed in een doosje. Sindsdien kent hij de eeuwige liefde en kennen wij de verlossing.

 *

Claude van den Berge; diep onder het ijs vloeit zijn alles zuiverende woordrivier.

 *

Erik Spinoy; academicus die leeft van de tranen van Trakl en ook de kussen van Suzette en de  Umnachtung van Hölderlin zijn hem zeer vertrouwd.

 *

 Max Kazan; heeft Jack Kerouac overleefd, maar heeft hem helaas nooit ontmoet.

 *

Lut de Block; wandelde ooit samen met haar dochter op de Meir in Antwerpen en schreef daarover een mooi ontroerend gedicht.

 *

Charles Ducal; kent als geen ander het korset van het huwelijk en de hinderlijke dwangbuis van de rijmende poëtentaal.

 *

 Mark van Tongele; sympathieke dichter die heel snel woorddronken wordt. Heeft geneeskunde gestudeerd, maar kan ook zichzelf niet genezen.

 *

 Serge Largot; woont nu op de Nederlandse Antillen. Of een vergeten Bruggeling beland bij vergeten bosnegers.

 *

Bert Popelier; een literaire dwerg op veel te hoge plastische poten. 

 *

Ivo Michiels; een Antwerpse kosmopoliet die in het zuiden van Frankrijk woont, meer bepaald in de landsstreek die door Julius Caesar en zijn tijdgenoten als de provincie werd omschreven. 

 *

Joris Denoo; schrijft al te veel en al te snel en kreeg daardoor dan ook al heel vroeg een zeer witte (witgrijze) haardos.

 *

 Jozef Deleu; een omhooggevallen onderwijzer die een machtige cultuurpaus werd.

 *

 Gwy Mandelinck; gelooft en droomt waarlijk dat hij een groot dichter is, maar helaas  nee, o nee, ’t is helaas niet zo.   

 *

Frank de Crits; het Dichtertje woont en leeft in Ukkel als onze kleine Jan van Nijlen.

 *

Frans Denissen; deze gekastreerde engel kent goed Italiaans en schreef dan ook ‘een roman zonder fictie’ over de vrouwen van Mussolini.

 *

Pjeroo Roobjee; kleurrijk schilder van zeer geestige woorden en beestig geestige taferelen die getuigen van een tuberculeuze, bewust crapuleuze, hogere en dus zeer zwarte humor.

 *

Frank Albers; was even in het Amerikaanse Beatland, maar heeft helaas ook nooit Jack Kerouack ontmoet.

 *

Eriek Verpale; goede verteller en brievenschrijver die maar al te graag koketteert met zijn joodse origine (zijn grootmoeder zou een joodse uit Litouwen zijn), maar als hij een Jood is, dan ben ik een Fransman.  

 

Hendrik Carette,

Pinksterzondag 2010