Reisgedicht

Vallis Augustana (Val d’Aoûta)

 

In de stad Aosta zullen wij weer samenkomen

met een ezeltje en een jonge Sint-Bernardshond

alsof wij daar de Vlaamse vlakte

en de woelige Noordzee hadden begraven.

 

Onder het donkere licht van de maan

zullen we dan samen de Witte Berg beklimmen

op de besneeuwde bergpas

waar Karel de Grote van Aken naar Rome trok

en tien eeuwen later Napoleon naar Milaan.

 

En rusten in het hospice

gesticht door de heilige Bernard de Menthon

in de vallei van Aosta

waar we goed kunnen ademen en aarden.

 

Hendrik Carette

NOTITIES

Zeventien leef- en leesnotities

                                                             Il faut de la vie faire un sonnet –

ou bien se pendre.

Cioran, Divagations

 

Toen de Stromboli op het gelijknamige vulkaaneiland een vulkaanuitbarsting kende en in het zuiden van de staat Californië aardschokken waren stierf de kunstschilder en dichter Serge Largot (Ernest Aerts) op 1 juli 2019 in Grandpré (niet ver van de Belgische grens) in de akelige Franse Ardennen. Serge was geboren in Brugge op 14 juni 1929.  En zwierf rond in Europa (Frankrijk en Spanje) en in Amerika (Suriname en New York). De dood was voor deze Bruggeling in de diaspora (hij las Paul Valéry en Stéphane Mallarmé en ook graag de Duitse dichter Novalis) het einde van een lang en avontuurlijk leven. Zijn dichtbundel De heilige schuur verscheen in de jaren zestig van de vorige eeuw in de Lepel-reeks van de Antwerpse dichter Adriaan Peel (1927 – 2009) die uiteindelijk een Boeddhistische monnik werd.

*

Het nieuwe Jaarboek (nr. 23, 2019) omheen de persoon, de gedachten, de invloed en het werk van Joris van Severen is verschenen en bewijst – voor wie dit nog nodig was – dat de machthebbers in nazi-Duitsland helemaal niet gediend waren met de ideeën van deze West-Vlaamse aristocraat en staatsman in spe.

*

Gaston Durnez is dood, maar prof. Dr. Piet Thomas leeft nog!

*

Ik lees het nieuwste boek van de Fransman Sylvain Tesson en het is alsof ik in dit boek La panthère des neiges (Paris: Gallimard, 2019) meereis met hem naar Tibet. Want ook ik lijd aan Fernweh (wat een mooi Duits woord!). Tesson was eerder al in Siberië en schreef toen zijn boek Dans les forêts de Sibérie (2011). En dit laatste boek stimuleerde mij bij het schrijven van het gedicht ‘Een omoel’ dat verscheen in Het Liegend Konijn. Zijn boeken zijn geen gewone reisboeken omdat zijn boeken gelardeerd werden met scherpe filosofische observaties. En de sneeuwpanter (Panthera uncia) is inderdaad een prachtig dier dat in de koude hoge Aziatische bergen leeft.

*

Panamarenko wilde zweven boven Antwerpen en de Aarde. Met een kepie aan en in zijn eigen uniform. Zijn jongensdroom deed mij denken aan de boeken die voeger verschenen in de reeks ‘Jongens en wetenschap’.

*

Mijn harde strijd tegen de goedkope altijd alom en allerwegen heersende ironie gaat verder. Ook Ilja Leonard Pfeijffer is nu blijkbaar een medestander in deze strijd. Het werd tijd. Zijn boekje Ondraaglijke lichtheid (Amsterdam: Prometheus, 2019) met als ondertitel ‘Over het nut en nadeel van de ironie voor het leven’ bewijst het.

*

Op een terras op de markt van Atrecht (nu Arras) word ik altijd weer een irredentist. Of op de kustweg (D 940) van Calais naar Boulogne. Want ik wil dan altijd weer dat deze stad en deze regio terugkeert naar en weer een deel wordt van mijn verboden en verloren vaderland.

*

Minstens één keer per maand bezoek ik hier het café La mort subite en drink daar dan een donker echt  trappistenbier (een blauwe Chimay) in de hoop dat daar dan alsnog Amélie Nothomb zal opduiken.

*

Zou Georges Wildemeersch als hij wakker wordt en zich scheert dan ook nog aan het leven van de dode Hugo Claus denken? En soms vraag ik mij af wie kent nu nog de volgende versregel van Claus: “Ik ben van het blanke ras en ongehuwd.”

*

Waar was BenIto Mussolini van 1919 tot 1920 toen de dichter Gabriele D’Annunzio in Fiume was? En neen, dit is geen retorische vraag. Want ook na het lezen van het boek La folie d’Annunzio (Paris: Buchet/Chastel, 2019) van de Italiaan Olivier Tosseri blijft deze vraag het vragen waard.

*

Ik leef niet langer in een walm van tabak en foezel. En ik lijd niet aan kolieken en poliepen. Ik lijd aan het leven en dat is niet te genezen.

*

De dichter Richard Minne van wie Paul Claes helaas geen gedicht heeft opgenomen in zijn overigens prachtige boek Lyriek van de Lage Landen heeft dus wel een gedicht geschreven dat Claes had kunnen opnemen. Ik verwijs dan graag naar zijn krachtig wintergedicht ‘Verweer tegen de winter’ dat zo begint : “Gij land van sneeuw en snerpend ijs, wat heb ik nog van u te verwachten…”

*

Telkens wanneer ik met de zeemzoete Kerstdagen op de televisie kijk naar een optreden van de wereldberoemde en populaire (vooral in Australië, Nieuw-Zeeland en Oostenrijk) Limburgse violist André Rieu (°Maastricht, 1949) met zijn vierenveertig violisten denk ik toch ook: Hoe zou het nog zijn met Sigiswald Kuijken en zijn unieke ensemble La Petite Bandevoor barokmuziek en Bachmuziek. En met zijn musicerende broers Wieland en Barthold?

*

Menno Wigman en Jules Deelder zijn nu helaas ook al dood, maar Martin Ros en Maarten ’t Hart leven nog!

*

Toch twee unieke schrijvende broers: Gerard en Karel van het Reve. Van deze laatste verscheen nu het unieke boek Karel van het Reve voor gevorderden (Amsterdam: Van Oorschot, 2019) samengesteld door David van het Reve. En gelukkig zonder voorwoord en zonder nawoord. En ja, sinds een paar dagen weet ik het wel zeker: ook ik ben bij de literaire gevorderden.

*

Tien jaar geleden (oktober 2009, nr. 2) verschenen voor het eerst vier gedichten van mijn hand in het tijdschrift Het Liegend Konijnvan Jozef Deleu. Een toch niet zo onbelangrijk moment in het leven van een overtollig mens.

*

‘Jou zullen we maar overslaan’ denkt de dood bij het zien van mijn lijf en leden.

 

                                                                                  Hendrik Carette

                                                                      Schaarbeek, december 2019

 

NOTITIES

 

 

Negentien nuchtere notities

 

Daarom blijft de naïviteit het staatsiekleed van het genie, zoals

naaktheid dat is van de waarheid.

Arthur Schopenhauer, In de tuin der letteren  

 

Bij de dood van Gaston Durnez (en ook bij de dood van de dichters Serge Largot en Ben Klein) dacht ik wie zal de volgende zijn? En ik durf geen namen noemen, want soms ben ik een echte profeet.

*

Een mooie alliteratie: In Raqqa resteren nu ruïnes.

 

*

Was Erich Wichman een Nederlandse fascist? Jazeker en de geleerde Arnold Heumakers schreef een relevant essay over deze fascinerende figuur in De Witte Raaf (nr. 193) van juni 2018 met als titel ‘De kunst om niet te bevriezen’ en als ondertitel ‘Erich Wichman tussen avant-garde en fascisme’.

*

De schilderijen van de mystieke kunstschilder Louis Baretta (Elsene,1866 – Schaarbeek, 1928) staan letterlijk te verrotten achter de wandkasten in het stadhuis en de scholen van de provinciale slaapstad Veurne.

*

Ik zou graag eens een toneelstuk willen zien van Henry de Montherlant. Bij voorbeeld ‘La Reine morte’…Of van Michel de Ghelderode. Bij voorbeeld ‘La Balade du Grand Macabre’…en van Jean Anouilh. Bij voorbeeld ‘Antigone’. Maar de vraag die rijst is de volgende:  Moet ik daarvoor nu echt met een tijdmachine terug naar Parijs?

*

In de overvolle trams en in de overvolle ondergrondse metrolijnen zie ik veel volk maar weinig mensen (het woord is van de poète maudit Marcel van Maele). En bijna allen staren verdwaasd naar een klein apparaat dat zij bevingeren.

*

Het tijdschrift Rijmtijdvan de Guido Gezellekring publiceerde in de maand juli mijn gedicht ‘De laatste Vlaamse IJslandvaarders’ en dit vermoedelijk om dat boven dit gedicht een citaat van Guido Gezelle staat: “o Grondig groene zee,/ ‘k ben visschende op de baren / van uwe oneindigheid.”

*

De negen bollen van het Atomium blinken onder de aanhoudende miezerige regen.

*

Nee, ik moet niet naar Amerika, want ik beluister het muziekstuk Amériques (Original 1921 Version) van de Franse componist Edgard Varèse.

*

De Franse geograaf, anarchist, dichter en schrijver en ecologist (avant la lettre) Elisée Reclus stierf in Torhout op 4 juli 1905. Hij was een groot man. Zijn laatste grote vreugde was toen hij hoorde van de revolte van de matrozen of de muiterij op de Russische pantserkruiser Potemkin.

*

De beste dichters zijn vrijwillige of onvrijwillige bannelingen: de dichter Stefaan van den Bremt woont nu in het koude Koudekerke in Zeeland. Benno Barnard waant zich een Engelsman in het landelijke East Sussex en ik woon al jaren tussen de moslims in mijn getto in Schaarbeek in Huize De Drie Tulpen.

*

Margot Vanderstraeten (°Hasselt, 1967) is nu onze mooiste en charmantste schrijfster. En daarom ben ik van plan haar boek Mazzel Tovte lezen. En ja, niet die absurdistische gedichten van ons lelijk eendje Delphine Lecompte.

*

Na een operatie of een medisch ingrijpen in mijn neus las ik het verhaal ‘De Neus’ van Nikolaj Gogol en daarna las ik Vladimir Nabokov over Gogol. Zo werd ik a.h.w. de stille luisterende gespreksgenoot van twee Russische genieën.

*

De duivel bestaat echt. Ik heb hem gezien: het is de Rostenduvel van Michel de Ghelderode die in Gent en omstreken rondwaart als een spook. En hij woont in Oostakker waar hij de Oostakkerse gedichten van Hugo Claus probeert te lezen.

*

De dichter Ben Zwaal is de zwaluw van onze taal. En dit is niet zomaar een taalgrapje of een goedkope woordspeling.

*

O gruwel! De Indische nationalist Mahatma Gandhi schreef een brief aan kanselier Adolf Hitler en de aanhef van deze brief, gedateerd op 24 december 1940, luidt als volgt: “Beste vriend, Dat ik u aanpreek als vriend is geen formaliteit. Ik bezit geen vijanden.“

*

Ik lees en herlees nu Bomans. Hij was toch een subliem en subtiel schrijver en hierbij een goede les voor alle literaire jury’s en pseudo-letterkundigen; hij won of ontving niet één literaire prijs.

*

Wilt u een echte valabele geheimtip in de letteren van de Lage Landen: lees dan alles van Anneke Brassinga. Al haar gedichten en essays en neem meteen ook haar vertalingen erbij. Ik denk dan bij voorbeeld aanDe dood van Vergilius(het boek van Hermann Broch, uit het Duits) en haar keuze en vertalingen uit de Memoires van de beruchte Franse hertog Saint-Simon.

*

De zoon van de dichteres Christine D’haen is Sylvester B. Hij is een lachende langharige musicoloog en ook hij woont in een huis in Schaarbeek. Wat een troost en wat een vreemd toeval; want ook in Brugge woonden wij al lang geleden beiden recht over elkaar in dezelfde Jerusalemstraat. Zijn zus Anna-Livia B. is een Iranologe die het oude Perzisch beheerst en de Perzische dichters in het Perzisch bestudeert. Maar zij woont in Leiden.

 

Hendrik Carette

                                                                                             Schaarbeek, november 2019

IN MEMORIAM

In memoriam Gaston Durnez (Wervik, 1928 – Lier, 2019)

Van loopjongen tot letterkundige

 

Hij was één jaar ouder dan Piet Thomas, maar had eigenlijk geen bepaalde leeftijd meer. Iedereen kende hem en hij kende iedereen: van Mark Grammens tot Jozef Deleu en van Ludo Simons tot Patrick Lateur. Mijn laatste ontmoeting en gesprek met deze West-Vlaming in de diaspora dateert al van een paar jaar geleden toen in Leuven op de Keizersberg een dichtbundel van de oude Brabander Hubert van Herreweghen werd voorgeteld. Samen met Paul Claes dronk hij een glaasje op de receptie en Gaston keek nog guitig zoals hij altijd deed. Hij was ook een meester in subtiele woordspelingen of woordgrapjes die hij dan met een wijze glimlach en guitige ogen achter zijn blinkende brillenglazen debiteerde.

Toch vertelde hij mij toen onomwonden dat hij boos en ontgoocheld was in de krant De Standaard. (zoals zovele deftige en brave flaminganten). Hij, die nota bene de geschiedenis van deze krant had neergeschreven. Durnez was dé biograaf en bewonderaar van Felix Timmermans en zal in zijn lang en vruchtbaar leven allicht ook een paar andere katholieke auteurs; zoals Godfried Bomans en Anton van Duinkerken hebben ontmoet.

De Franse Provence was voor Gaston het paradijs. Zijn boek De krekels van de Provence (Tielt: Lannoo, 2004) is geen gewone reisgids maar een mooie ode aan dit zuiderse land aan de voet van de Ventoux met mooie kleurtekeningen van Lieve Zeghers. Dit zuiderse land waar de boomlange dichter René Char (le capitaine Alexandre de la Résistance) ontmoetingen organiseerde met de Duitse filosoof Martin Heidegger en waar Alphonse Daudet op bezoek kwam bij Frédéric Mistral. Gaston Durnez moet genoten hebben van zijn verblijf in de Provence. Het naïeve geluk en het literair genot spatten van elke bladzij. Misschien is dit wel zijn beste boek want hier was hij op zijn best als literair journalist die graag zijn lichtvoetige kronieken noteert.

Ook zijn biografie van de Britse schrijver Gilbert Keith Chesterton De lach van Chesterton (Tielt: Lannoo, 2006) is een merkwaardig boek. Zo citeert Durnez hierin een deel het Lepanto-gedicht of een ballade (in het Engels) en roept dan plots uit op pagina 106: “Probeer dat maar eens te vertalen, dichtertje uit de Lage Landen!”.

Maar zijn meest merkwaardige en verrassende boek is toch Een mens is maar een wandelaar (Leuven: Davidsfonds, 2018) het boek dat verleden jaar als het ware zijn leven afrondde. En dat als een fragmentatiebom in de Vlaamse intellectuele elite heeft ingeslagen. Dit boek is de bekroning en de rechtvaardiging van zijn bestaan. Omdat Durnez hierin niets en niemand heeft vergeten. Waarvoor alsnog nogmaals onze postume dank. De kroniekschrijver Durnez is helaas niet zo oud mogen worden als Stijn Streuvels, maar hij heeft zeker wel genoten van zijn pensioen.

HENDRIK CARETTE      

Wereldgedicht

Het heilige moeten  

                                             Het oog heeft ruimte nodig. Daarin ligt het geheim

besloten van onze fascinatie voor openheid.

                                              Kester Freriks, Stilte, ruimte, duisternis

                                                                     

Ik moet naar Patagonië en Vuurland

om de weg te vinden naar de horizon

naar het einde aan de einder.

 

Ik moet naar Namibië

om Walvisbaai en Windhoek te zien

en de laatste dieren in de woestijn.

 

Ik moet naar de Mont Blanc

desnoods met een toeristentreintje

en dan naar de flank aan de Italiaanse kant.

 

Ik moet naar Kazachstan en Mongolië

om de vlakten te zien

met het oog van een steenarend.

 

Ik moet naar Ameland, naar het Oerd

om daar dan te waden in de zuigende grond

of de modder van het wonderlijke waddenland.

 

Ik moet de oude Oceaan zien

aan de westkust van Ierland.

Ja, niet ver van Connemara.

 

Ik moet naar Nepal en Tibet

naar de nok van de wereld

want ik ben een hoogtewerker.

 

Ik moet naar Australië en Tasmanië

want ik ben een verkenner

en luister naar de songs van de Aboriginals.

 

Ik moet naar Quéribus en Montségur

naar de ruïneuze resten van de burchten

waar de Catharen waren.

 

En ik moet weer naar het lage Moerenland

om boven de moeren

de niet zo blauwe Blauwvoet te zien.

 

 

Hendrik Carette

Belangrijk bericht

Piet Thomas werd dit jaar 9O!

 

Geen beuzelarijen en geen banaal verhaal

 

De voormalige hoogleraar Piet Thomas (°Aalst, 1929) en dichter, vertaler, bloemlezer, boekenliefhebber maar ook kenner van Cyriel Verschaeve en Stijn Streuvels is een unieke figuur in de wereld van de Letteren. De priester Piet Thomas (°Aalst, 1929) vertaalde meermaals de Oostenrijkse dichter Rainer Maria Rilke in het Nederlands en ook Heinrich Heine, Hölderlin en zelfs de liefdessonnetten van de Franse feministe Louise Labé. Samen met Gaston Durnez (° Wervik, 1928) en Cees Nooteboom (°Den Haag, 1933) is Thomas één der zeer actieve nestors van onze letteren. Op zaterdag 9 november e.k. is er in Alveringem een dag rondom de fel omstreden kapelaan Verschaeve en zijn naoorlogs verblijf in Solbad Hall in Tirol. En hoewel Piet Thomas jarenlang redacteur was van het tijdschrift de Verschaeviana (1970- 1995) is hij geen spreker op dit Verschaeve-colloquium.

 

Toch blijft hij als spreker (redenaar) en als essayist een zeer belezen man die zijn liefde voor de letteren belijdt zoals een gelovige zijn geloof belijdt en verkondigt. Door zijn hoge leeftijd werd hij nog helemaal niet gehinderd en zijn legendarische honger en dorst naar kennis (geen oppervlakkige wetenswaardigheden) blijven intact en maken van deze man een geestelijk leidsman in de ouderwets goede betekenis van het woord. Zijn hele even staat hij al in dienst van het woord. Het woord van zijn christelijke God en het woord van de profeet en de poëet. En zelfs de ook al omstreden Weense psycholoog Sigmund Freud kent geen geheimen voor deze onvermoeibare leraar en lezer, want in 1969 werd Thomas doctor in de Germaanse letteren met zijn proefschrift ‘De literatuurpsychologische opvattingen en interpretaties van Sigmund Freud en zijn eerste leerlingen’.

Rilke, altijd maar de religieuze en romantische Rilke

 

Toch is Thomas nog beslist niet aan het eind van zijn (kerk)latijn want in 2019 verschenen opnieuw twee boekwerken van zijn hand: de cyclus “Het leven van Maria” in het Duits Das Marien-Leben van Rilke die als klankrijke vloeiende dichter nog altijd veel mensen begeestert en fascineert. Met zijn vertaling en het korte maar verhelderende nawoord en de sobere verzorgde uitgave van de Leuvense uitgever; de zwaar bebaarde Leo Peeraer is dit boek het zoveelste bewijs van Thomas’ liefde voor het al dan niet heilige boek. Ziehier wat de gelovige Thomas (geen grapje!) schrijft over zijn geliefde en vereerde Rilke: “Hij schreef toen allang niet meer op dezelfde wijze over engelen en Bijbelse figuren als hij in zijn jeugd deed. Was het niet de taak van de dichter zelf de sporen van Gods ondoorgrondelijke werkzaamheid in dingen en mensen aan het licht te brengen? Twee reizen naar Rusland hadden hem ook vertrouwd gemaakt met het orthodoxe geloof, met de orthodoxe liturgie en met een God van broederlijkheid en liefde voor de armen, een God, die zelf een ‘Mittellose’ genoemd kon worden.”

Piet Thomas en Streuvels als fotograaf

 

Het andere en tweede boek dat dit jaar nog verscheen is een overkoepelend boek over Stijn Streuvels en het nog altijd bloeiende Stijn Streuvelsgenootschap (ook uw dienaar en ondergetekende is een overtuigd lid!) met een deskundige inleiding ‘Piet Thomas en Stijn Streuvels’ van de zeer levendige West-Vlaamse Gezelle-kenner en Streuvels-kenner Karel Platteau (°Vlamertinge, 1951) die uiteraard ook naar het prachtige fotoboek (monografie uitgegeven door het Gemeentekrediet in 1994 toen banken ook nog soms de kunsten financieel steunden!) “Stijn Streuvels, fotograaf” waarin Piet Thomas terecht geprezen wordt als de man die ook het belang en het verband tussen Streuvels als fotograaf en Streuvels als schrijver onderkende. Ziehier wat deze Platteau hierover terecht schreef: “Vanzelfsprekend bestaat er een bijzondere relatie tussen Streuvels’ fotografisch talent en zijn literair wereldbeeld. En precies om dit aspect toe te lichten deed men een beroep op professor Thomas.”

De eenzame hoogte waarop deze Thomas wellicht verblijft te midden van zijn boeken en zijn dikke Bijbels, te midden van zijn psalmen en gregoriaanse gezangen is allicht ook de eenzaamheid van elke erudiet die in de stilte een stem wil horen. De stokkende of welluidende stem van een Oostenrijkse dichter, van een hogere engel en van de moeder Gods zoals in dit door hem vertaalde en verklaarde Marien-Leben. Wie overigens wil opzoeken wat deze gelovige Thomas allemaal heeft geschreven zal werkelijk verwonderd zijn over zoveel werkkracht en zijn niet aflatende aanwezigheid in de meest diverse literaire periodieken en organisaties. Hij was trouwens de stichter en eerste voorzitter van het Stijn Streuvelsgenootschap (hij werd opgevolgd door prof. Marcel de Smedt) dat dit jaar het vijfentwintigste jaarboek liet uitgeven bij Lannoo in Tielt.

Laten we deze priester, professor en genieter dus nog maar lang leven. Want zijn lang leven blijkt ook nog een vruchtbaar leven te zijn.

HENDRK CARETTE

 

* – Het leven van Maria, Rainer Maria Rilke, vertaling en nawoord Piet Thomas, met een CD waarop u Stan Milbou de vertaalde Rilke-gedichten hoort lezen, Leuven: uitgeverij P, 2019, 32 blz., 17,50 euro, ISBN 978-94-92339-59-1

– Piet Thomas over Stijn Streuvels en de eerste jaren van het Stijn Streuvelsgenootschap , met een inleiding van Karel Platteau, Tielt: Uitgeverij Lannoo, 2019, 127 blz.,  ISBN 978-94 014-6296 9.        

  

 

MISSIVE

Missive voor Piet Thomas

 

Ik lees momenteel de laatste roman van Amélie Nothomb

en daarna een psychologische roman van Georges Simenon.

 

Morgen begin ik aan het levensverhaal van E.T.A. Hoffmann.

Ik verdiep mij in dit leven want hij was een sceptische fantast.

 

Volgende week blijf ik bij de Italiaanse gekte van D’Annunzio

en volgende maand vind ik wel een ander boek dat ik zoek.

 

Mijn zware Bijbel is echter noch de Thora noch de Koran

maar een haast verboden boek met bedenkingen van Cioran.

 

Hendrik Carette

 

Verlaat in memoriam

De Rugzak (Rucksack) van Bruce Chatwin

 

voor Elisabeth Chanler

 

We weten wie zijn bruine leren rugzak heeft gekregen of geërfd.

Het is de Duitse cineast Werner Herzog die alles filmt wat wij

altijd al wilden zien.

 

Maar wie kreeg zijn twee stevige bottines, zijn bergschoenen,

zijn Britse boots? Wie erfde zijn wimpers en wenkbrauwen

en de oogballen van zijn veel te koele blauwe ogen?

 

Wie kreeg zijn verschrompelde penis, zijn verdunde haren

of de verpulverde beenderen van zijn gebeente

in een niet zo zware Griekse urn met zijn zwartgrijze as…

 

Hendrik Carette

HERFSTGEDCHT

Het bedorven Bourgondisch banket

 

Neen, de dikke ziener en de magere asceet

zijn geen hongerkunstenaars.

Ze eten eerst elk een paar bedorven ganzeneieren

en vullen hun arme darmen

met oud beschimmeld bruin brood en ranzige boter.

 

Daarna proeven ze de smakeloze pasteitjes en slurpen

aan de te lauwe vettige ossenstaartsoep.

Ze drinken verschaald bier en brak water

uit een te diepe Artesische put

en heel veel verzuurde azijnachtige Bourgognewijn.

 

Dan volgt de rotte vis : snoeken, brasems en baarzen

en de veel te lang gemarineerde kwartels en fazanten

op een bed van geleiachtige aangedikte sauzen.

 

De maaltijd eindigt met uitgedroogde verrimpelde

appelen en peren

en daarna beginnen beiden aan een vastentijd

om de inwendige mens te bevrijden van al die rottigheid.

 

Hendrik Carette

bedenking bij het overlijden van György Konrad

Mijn galerij van geliefde Joodse schrijvers (bij de dood van György Konrad)  

                                                                                  Benno Barnard vroeg mij ooit hier in Brussel (het was in de Cirio, een deftige ouderwetse brasserie bij de Beurs) of ik een antisemiet was en ik antwoordde natuurlijk ben ik dat niet; ik ben een filosemiet.

 

  1. De Russisch-joodse schrijver Isaak Babel was de eerste. Zijn korte bloedige en meeslepende verhalen in De Rode Ruiterijmaakten mij bijna gek van bewondering en medeleven. Nadien las ik alles van deze Babel zelfs zijn Brieven naar Brussel 1925 – 1939 (1970: Moussault Uitgeverij).
  2. Een Hollandse vriendin gaf mij de dichtbundel Wie een hoefijzer vindt(Amsterdam: Van Oorschot, 1974) in de vertaling van Kees Verheul. En ja, ik vond het hoefijzer van de dichter Osip Mandelstam die op bevel van Stalin werd kaltgestellt. Zijn gedicht over Stalin was en is uniek. Later las ik zelfs de twee dikke boekdelen van zijn bewonderenswaardige weduwe Nadedja die alles had bewaard in haar hart en dus ook in haar geheugen. 
  3. De derde Jood die mijn lectuuravontuur binnendrong was de Oostenrijker Joseph Roth en al in de jaren tachtig van de vorige eeuw besprak ik met enthousiasme zijn roman Radetzkymarsch in het letterkundig tijdschrift Diogenes dat helaas niet meer bestaat en verschijnt. En meer en meer begon ik te beseffen dat de Habsburgse dubbelmonarchie of de toenmalige natiestaat Oostenrijk-Hongarije in het midden van Europa beter langer had bestaan.
  4. De vierde schrijver in deze galerij is de Hongaars-joodse schrijver György Konrad die zopas, op 13 september jl. in Boedapest, is overleden en van wie het essay-boek De oude brug met als ondertitel ‘Dagboekaantekeningen en overpeinzingen uit de jaren tachtig en negentig’ (Amsterdam: Van Gennep, 1997) mij nog altijd fascineert en waarin ik vele passages met mijn potlood heb onderstreept.
  5. Ook Lev Trotski was een jood en van deze man bewaar ik het indringende en zeer relevante boek Literatuur en revolutie (Amsterdam: De Arbeiderspers, 1982) met een flauw nawoord van Karel van het Reve en een belangrijke brief van de Italiaan Antonio Gramsci van 1922 ‘Brief van kameraad Gramsci over het Italiaanse futurisme’. 
  6. Ook de mystieke jood en filosoof Martin Buber blijft voor mij een belangrijk auteur en door de uitgeverij Erven J. Bijleveld te Utrecht werden niet minder dan vier boeken van deze denker en cultuurfilosoof in het Nederlands uitgegeven.
  7. En ten slotte nog recentelijk kocht ik het boek van een andere Roth, met name Philip Roth, met de sprekende titel Waarom schrijven? met als ondertitel ‘verzamelde non-fictie, 1960-2013, (Amsterdam : De Bezige Bij, 2018). En deze Amerikaanse jood stelt vragen die niemand anders kon en durfde vragen. Of gewoon echte levensvragen.

 

En ik som deze geliefde of door mij bewonderde schrijvers hier even op  om aan te duiden wie en wat mij heeft beïnvloed, want hoewel ik door de Muzen ben aangeraakt ben ik ook door Joodse denkers aangeraakt. En dan vergeet ik nog de gloedvolle Simon Schama die de geschiedenis van de joden in twee lijvige boeken heeft gegoten.

 

En dit alles schreef ik in een resolute opwelling op om duidelijk te maken wat ik voelde bij de dood van Konrad bij wie ik o.m. de gelukkige term of de uitdrukking aardse vindplaatsenvond.

 

                                                                                             Hendrik Carette

                                                                      Schaarbeek, 15 september 2019